| |
| |
| |
Tijdschriftelijk
Ons erfdeel, XXIII, 4, sep.-okt. 1980, Murissonstraat 160, 8530 Rekkem, abonn. 730 F op pcr 000-0907100-53 (Stichting Ons Erfdeel vzw).
Pierre H. Dubois schrijft over Maurice Gilliams, n.a.v. de hem toegekende Prijs der Nederlandse Letteren. Leidraad voor het artikel vormt een aantal paradoksen m.b.t. het werk van Gilliams. De ‘alleenspraak der eenzamen’, zo omschreef de bekroonde ooit de poëzie. Dubois laat in zijn scheervlucht over Gilliams' oeuvre alleszins de Eenzame ongemoeid, veel nieuws leren we er niet uit. Een vluggerdje. Rudolf van de Perre neemt de bundel ‘Marco Polo in Venetië’ van Willem M. Roggeman onder de loepe. Zijn besluit is dat dit een waardevolle publikatie is omdat er pikturale kwaliteiten aanwezig zijn en omdat de inhoud zinvol is. Frans Deschoemaeker kwam óók een ‘erg opmerkelijke publikatie’ op het spoor: ‘De Krekels’, van Jaak Brouwers. Verder bespreekt hij nog ‘Driehandig’ (Dirk Christiaens) en ‘In Between’ (Marleen de Crée-Roex), beide bij Colibrant Deurle verschenen. Jammer dat poëzierecensies zo'n beperkt, klichématig jargon moeten hebben. Het ruikt vaak naar gefilosofeer of kanselpraat. Men kan daar wel niet altijd omheen laveren: zinspelend gebadineer is verleidelijk. De ernst siert de poëzie-kritikus.
| |
Vers, II, 1, sep. 1980, Marktstraat 53, 9180 Belsele, abonn. 100 F op pcr 000-0859046-14 (F. Van Hove).
Dit tijdschrift met zijn hechte kern poëziefanaten én zijn onmogelijke redaktieplaatsnaam (voluit: Belsele-Puivelde) is al aan een tweede jaargang toe. Hoofdredakteur F. Pollet maakt daarom inleidend een balans op en laakt tussendoor het absenteïsme dat onder dichters heerst m.b.t. poëzie-avonden. Er is verder een gesprek met Anton van Wilderode, poëzie en recensies. Freddy Van Hove bevuilt een halve Vers-bladzij aan ene Gerrit Achterberg, sorry, Achterland. Die uit Dilbeek dus. Van recyklage gesproken. Het mooie gedicht (sublieme inkantatie) ‘Vergilius’ van Anton van Wilderode siert de achterflap. Vers schrijft ook dit jaar een poëzieprijs uit. Verleden jaar heb ik die gewonnen.
| |
Kunst & cultuur, XIII, 10, nov. 1980, Koningsstr. 10, 1000 Brussel, abonn. 450 F op pcr 210-0709979-88.
Frans Boenders werpt een blik op Europalia en pleit voor een vernieuwende impuls. Die zelfde F.B. evalueert ‘Hubert en Jan van Eyck’, een uitgave van het Mercatorfonds. M. Greiner bespreekt nieuwe publikaties in Frankrijk: wikkend en wegend of bepaalde boeken ‘goncourable’ zijn.
| |
Tmuzet III, 29, nov. 1980, Borsbeekstr. 80, 2200 Borgerhout, abonn. 200 F op pcr 220-0652686-09.
Een boeiend gesprek met een buikspreekster. R. Vanschoonbeek doet een goede zaak en bespreekt twee jeugdboeken door Lannoo uitgegeven. Karel Hellemans over Haikoe. Een rijke schakering aan informatie op eender welk kultureel terrein besluit het nummer.
| |
Poeziekrant, IV, 5, okt. 1980, Nazarethstraat 41, 9720 De Pinte, abonn. 250 F op pcr. 441-7009051-76.
D. Billiet en M. Reynebeau hadden een interview met Stefaan van den Bremt. J. De Poortere recenseert vijftien dichtbundels. Erwin Penning nam een aantal bloemlezingen op de knie en deed er iets mee. Belangrijkste bijdrage levert Arrnand Van Assche, met beschouwingen omtrent poëzie op school, omtrent Uyttendaeles ‘Poëzie is amusement’ (Manteau) en omtrent Van Gorps (e.a.) ‘Lexicon van literaire termen’ (Wolters). Verder nog een krantebericht omtrent de Gentse poëziewinkel (àlles vindt U er, misschien zelfs Yangbundels uit lang vervlogen tijden!) en een selektie gedichten.
| |
Kruispunt, 75, sept. 1980, Ketsbruggestr. 8, 8000 Brugge. abonn. 150 F op pcr 000-1034071-51.
Jan Schepens over Frans de Wilde of Eugeen Gilliams. Veel
| |
| |
poëzie. Diepdruk blijkt Kruispunt te verlaten. Hoe zat dat eigenlijk, die fusie? En à propos, Kruispunt 75: moet dat niet gecelebreerd?
Het nummer opent met een gedicht van François Boni, gelicht uit ‘Open Doek - 1980’, een Lannoo-uitgave. Dacht u dat dit Kruispuntnummer daardoor beter werd?
Op 02 mei 1981 viert Kruispunt in de Brugse Korrekelder zijn 20-jarig bestaan. Het is uitkijken naar een in maart '81 te verschijnen tekst van Georges Van Acker. Wellicht apologetisch.
| |
Trap - editie V, 3, okt. 1980, A. Coolsstr. 2, 2020 Antwerpen, abonn. 300 F op pcr 320-0014770-96.
Hoofdartikel omtrent twee nieuwe Soethoudt-titels van Ivo Michiels en Henri-Floris Jespers, door Bernard Kemp. Gelijk is dit de neerslag van de toespraak op 27-10-1980 door de betreurde Bernard Kemp in de Vecu gehouden. H.F. Jespers schrijft over bundels van F. Albers en M. Bayar. ‘Zijn wetenschap’ is een prachtig gedicht van Maris Bayar, op de zelfde bladspiegel. Er is een essay van Luc Pay over Renaat Ramon. Ramon verdient die aandacht wis en waarachtig. De inleiding van Marcel van Maele op Tony Rombauts' ‘Eenvoudig als niets’ (proza) wordt eveneens afgedrukt en alzo beveiligd tegen vergetelheid. Dit is inderdaad één van de niet te onderschatten funkties van Trap: het boekstaven van mondeling overgeleverde inleidingen, hommages, kommentaren, ... Nergens anders vind je dat nog terug. Het is een lovenswaardige optiek en bezorgt het blad zelfs een naslagkarakter. ‘Uit een boek van toen’ is opnieuw een prozafragment van Maris Bayar. Trap is een uitgave van Contramine, die gelijk een boeiende en verzorgde poëzie-reeks herbergt.
| |
Nieuw Vlaams tijdschrift, XXXIII, 4 en 5, juli-okt. 1980, Baron Empainlaan 121, 2800 Mechelen, abonn. 840 F op pcr 000-0024457-13.
Nummer 4: Eddy van Vliet over Jan de Roeck, Jan van der Hoeven over R. Ramons ‘Ansichten’, Patrick Conrad met de filmkroniek, Lucienne Stassaert over Algerije (laatste deel). Proza en poëzie gewoontegetrouw goed vertegenwoordigd, én boeiend. Het was de eerste keer dat ik Georges Adés ‘Uit het schrijfboek van een japneus’ niet graag las. Ik kijk er nochtans telkens naar uit. Zoals naar de lotto-getallen in de maandagkrant.
Nummer 5: Ivo Michiels publiceert een tekst van een projekt wat nog onvoltooid is, een ‘afschamper’ noemt ie het. Hij pleit gelijk voor zoiets en bewijst daarmee dat een tijdschrift inderdaad ook een laboratorium kan zijn voor taalteelten en nog niet voltooide processen. Werktitel: ‘Een handelaar in roerend goed’. De gedichten van Willy Vaerewyck verrasten me. Jan Calewaert brengt de affaire Graindorge voor het voetlicht. Georges Adé heeft het over het jongste nummer van Kreatief (De ‘stille’ generatie prozaschrijvers), hij doet het eklatant. H.F. Jespers vereeuwigt Jan de Roek. Het is een mooie zaak, die Pep-uitgave met de Roeks gedichten.
| |
Gist, III, 3, zomer 1980, Frerikshuislaan 113, 7602 BC Almelo, abonn. 15 Fl. op 555950166 A.B.N. Utrecht (giro 1412).
Lezersbrieven, redaktionele lolbroekerij tot voorwoord gekneed, gedichten als schoolvoorbeelden van kleppermanspoëzie, een feministenbladspiegel en een hopeloos over zichzelf struikelende strip zijn de ingrediënten van dit gistend gedoe. Zullen we toch maar Boons beeld met de kont richting Noordergrens plaatsen? Wat de Gist-mensen missen, is een goeie kommaneuker. Overigens ook een blitz-kursus school-typ.
| |
Appel, V, 3, sept. 1980, Houtstr. 37, 3800 St.-Truiden, abonn. 300 F op pcr 453-6155251-12.
Twaalf gedichten om te vergeten. Jef Boven is weer subliem in zijn kijk op bundels. Uit het geheel van bijna elk Appelnummer springen zijn beschouwingen torenhoog boven de andere bijdragen uit. De essays van L. Hanegreefs en G. Wulms mogen er ook best zijn. Het blijft zoeken naar boeiend, kreatief proza. Appel is mooi uitgegeven en wijd en zijd verspreid. Het vreem- | |
| |
de reglement voor de jaarlijkse poëzieprijsvragen plaatst echter een domper op die vreugde: het is de bedoeling dat Appel een preselektie publiceert uit de ingezonden gedichten, waaruit dan het prijsbeest moet los geweekt. Deze werkwijze heeft een vaak nefaste invloed op de kwaliteit van het gepubliceerde aanbod. Dit is misschien een teveel aan goodwill.
| |
* Heibel, XV, 1, sept. 1980, Trimpont 8, 9507 Everbeek, abonn. 400 F op 001-0565395-58.
Pol Hoste biedt boeiend proza met ‘Ontroeringen van een forens’. Zéér boeiend is ‘La blonde, la brune & Larousse’ van P. Vermeulen, over seksisme in de Grote Nederlandse Larousse Encyclopedie, en ‘De onderdrukking van het vlees’, door M. Schaevers. Eric Hulsens analyseert ‘De glazen doodkist’, een door de gebroeders Grimm overgenomen sprookje dat zich tot vrouwenverhaal ontpopte. Er zijn gedichten van D. van Bastelaere en H. Inne. Paul Claes vindt veel leemtes in het ‘Lexicon van literaire termen’ (Wolters), terecht. Puzzelaars kunnen terecht op blz. 103. Ondertitel van dit tijdschrift: ‘Literair en kultureel tijdschrift’. Een eerder vreemde nevenschikking. Ach, laten we maar naar eigen ondertitel kijken.
Joris Denoo
|
|