| |
| |
| |
Tijdschriftelijk
Nieuw Vlaams tijdschrift, jrg. 3, mei/juni 80, baron empainlaan 121, 2800 mechelen, abonn. 840 f op 0000024457-13 (manteau n.v. antwerpen).
Jana Beranovà stelt de Tsjechische dichter Miroslaw Holub in kort bestek voor. De zeven gedichten die daarop volgen, zijn indrukwekkend (vertaling J. Beranovà). Lucienne Stassaert ontving voor haar roman ‘Parfait Amour’ de Arkprijs 1980. Daaromtrent wat tekst, het dankwoord van de laureate is erg boeiend, met o.m. enkele eerste reakties op haar typoscript erin verweven. Poëzie van L.M. van den Brande, M. Coole, R.M.J. de Neef, L. Scheer. Proza van L. Deflo, G. Vaes, M. de Vreede, E. Marain en Huguette van de Woestyne-Vanagt met een ‘gewraakte’ inleiding op het boek ‘Karel en ik’, de memoires van Gustave van de Woestijne over de Latemse tijd. In de kroniekenafdeling schrijft L. Stassaert Algerijnse impressies neer, J.J. Wesselo badineert zich verder naar een labyrintisch knooppunt toe en ziet ook in dat de enige mogelijkheid van taal als kommunikatiemiddel in de waanzin ervan schuilt. Wellicht/nog het meest/in het gedicht.// Georges Adé klapt het deksel dicht voor wijsneuzen die studies omtrent Verschaeve wensen te ontketenen. Hij baseert zich daartoe vooral op redevoeringen van Verschaeve. Een jaap van een kroniek is me dat, een diepe voor in de Vlaamsche bodem, toch met bewonderenswaardige goodwill geschreven.
| |
Noodrem, jrg. 6, zomer 80; St.-Rochuslaan 28, 8500 Kortrijk, abonn. 300 F op 460-0300221-46 (Marc De Smet).
Nieuwe redakteur bij de kleine groep betrokkenen: Fil Hantko uit Antwerpen. Gedichten openen dit lijvige nummer, Frank Pollet is de te onthouden naam, gesteld dat hij te opzichtige invloeden uit zijn teksten weren kan. Hoofdbrok is een onderzoek naar ‘poëzie en poëtologie in West-Duitsland na 1945’, aangevuld met recensies rond konkrete bundels en een appendiks omtrent Duitse politieke poëzie (Marc De Smet). Dezefide auteur poogt in kort bestek, eerder vrijblijvend, China voor ons te ontsluiten, dit op een aantal gezellige bladspiegels. Aandacht voor jeugdboeken en jeugdpoëzie, waarin gesuggereerd wordt een fiks aantal jeugdwerken aan een
| |
| |
15-voudige roldoorbrekende enquête te onderwerpen, dit n.a.v. een eindwerk door Piet Bels. Recensies halen verder opnieuw de bovenhand. Sympatiek nummer wegens de vriendelijke chaos, lezenswaard door de gedegenheid der artikelen. Het kolumn-systeem dat Noodrem nu gebruikt, oefent op mij een grote aantrekkingskracht uit.
| |
Kunst & cultuur, jrg. 13, nr. 7, zomer 80, koningsstraat 10, 1000 brussel, abonn. 450 f op 210-0709979-88 (paleis voor schone kunsten).
Summiere kolommen en vaste rubrieken: Plastische Kunsten (F. Boenders in Het Gezicht van de God over Imago Christi, Mercatorfonds Antwerpen en F. de Vree over Andy Warhol's Exposures), Toneel (J. Van Hoeck over Harold Pinter en de ontrouw als rode draad doorheen een oeuvre), Letteren (M. Greiner bespreekt Le Clézio, verder diversiteiten), en Muziek (Strawinsky, Zesde Int. Festival van Brussel, The Shawnigan Summer School, Kon. Elisabethwedstrijd en de onverbiddelijke kamera). Op de frontpagina een foto van Yzuko Horigome, Eerste Prijs Kon. Elisabethwedstrijd, het gezicht van een godin, als het ware.
| |
Vernieuwd actietribune, jrg. 3, nr. ibis en 2 , zomer 80, postbus 75, 1710 dilbeek, abonn. 250 f op 429-509839183 (panther paperback).
Nummer één bis en nummer twee dus, ook goed. Men is breed van begrip en kijkt op geen cijfer. De gedichten staan erg marginaal afgedrukt en verliezen daardoor jammer genoeg hun eventuele charme. Andries Dhoeve konterfeit op inleidende wijze enkele draken onder de titel ‘Splinters en Graffiti’. Graffiti horen op de w.c. thuis, of op blinde muren van failliete vlasbedrijven. Bert Klein schrijft boeiend en kort over Par Lagerkvist, agnostikus en godzoeker. Jeroen Kuypers, de Nederlandse inbreng in de redaktie, breekt een lansje voor essef en vraagt terloops herwaardering (terecht) voor Julien C. Raasveld. De bladzijs waar de nietjes zichtbaar worden, zijn voorbehouden aan recensies omtrent dichtbundels. Rik Wouters verzorgt een tijdschriftenrubriek en J. Kuypers had een kort gesprek met J. Bernlef: ‘Op de slachtbank’. Het werd een heel rustig en niet-bloederig onderhoud, dat niet lang heeft geduurd. Hoofdzakelijk over de werkelijkheid, natuurlijk.
| |
| |
| |
Impuls-de tafelronde, xxiii, nr. 4, mei 80, c. huysmanslaan 46, 2020 antwerpen, abonn. 440 f op postrek. 1048-98.
Dit bekende tijdschrift wordt bij nader toezien door drie nietjes bijeengehouden, de schutflap is erg onbehouwen in haar omarmende taak. Dit heeft echter geen invloed op de inhoud. Twee gedichten van R.M.J. de Neef (Het gesloten wonder), Georges Adé vertaalde ‘de tien gedichten van de eenzaamheid’ (Pernath), met een interessante nota omtrent de vertaling erbij. De praktijk! Jan Struelens over G. Steiner: After Babel. Aspekten van de vertalingsproblematiek. Rody Vanrijkel besluit dit nummer met vijf lezenswaardige gedichten. Hij had die vijf gedichten kunnen verspreiden over vijf diverse tijdschriften maar verkoos deze cyclische publikatie. Daarmee beperkt hij zijn lezerspubliek aanzienlijk. Het is een optie, misschien wel de betere. Enkele ouden van dagen, die zelf in hun reeds lang vervlogen jeugd veel van de aanwezige tijdschriften gebruik maakten, zouden bij alomtegenwoordigheid van een jonger aktivist beslist recht veren.
| |
Spectraal, jrg. 2, nr. 4, dec. 79, rijsenbergstraat 390, 9000 gent, abonn. 300 f op 000-0469695-21 (m. de backer).
Spectraal schreef een poëzieprijs uit waarvoor ruim werd ingezonden. Allerhande beloningen werden uitgedeeld, maar er is onbehagen onder sommige betrokkenen omtrent het verloop van de gebeurtenissen. De drie laureaten (Theo Franssen, Willy Balyon, Herman Leenders) komen aan het woord en pogen hun poëzie te omschrijven. Er is een bijdrage plastische kunsten van R.M. de Puydt, een verhaal in bekkeneelsfeer van Gie Luyten, en een mozaïek van ditjes en dat jes, weetjes en watjes. De gemiddelde leeftijd in de redaktie geeft veel aanleiding tot een obstinaat volgehouden resem loftuitingen in elk nummer.
| |
Tmuzet, jrg. 3, nr. 26, juni 80, borsbeekstraat 80, 2200 borgerhout, abonn. 200 f op 220-0652686-09 (tmuzertje vzw, 2000 antwerpen).
Cinema, eerste elpee van Walter Verdin, uitvoerig door Rudy Vanschoonbeek toegelicht. Gedichten in een Vrij Podiumgedeelte. Een interview met Marc Andries, de man van de pro- | |
| |
za-cyclus waarvan ‘En morgen is het revolutie’ en ‘Berichten van het thuisfront’ (Standaard Uitgeverij) reeds verschenen. Andries' opzet is boeiend om volgen. De kultuurkroniek bestrijkt velerlei wetenswaardige terreinen. Aandacht ook voor Betsy Byars' jeugdboeken in een artikel van L. van den Heuvel.
| |
Creare, jrg. 9, nr. 2, mei 80, fabriekstraat 5, 2440 geel, abonn. 350 f op 000-0181294-01.
Verhalend proza van G. Eekhaut en M. Vlamijnck. Veel poëzie, zinvol en karig over de bladzijs verdeeld. De illustraties zijn van de hand van Piet Gilles (Leuven). Luc Coorevits' gedicht ‘Kruishoutem’ is prachtig, blij dat die óók van de ‘kleine literaire tijdschriften’ gebruik maakt, al heeft hij duidelijk talent. Het totale nummer is erg goed, hoewel het heden ten dage onmodisch is een ‘kleiner’ tijdschrift als goed te bestempelen.
| |
Dietsche warande & belfort, 125ste jrg., nr. 5, juni 80, poste restante, 3000 leuven-4, abonn. 630 f op 0000083065-33 (standaard uitg. antwerpen).
Dit is dan weer een ‘groter’ tijdschrift, met enkele interessante bijdragen: F. Vandergraesen bespreekt Vlaamse prozadebuten (Verpaele, de Bleser), E. Waegemans schrijft over nieuwe tendensen in de moderne Russische literatuur. Erg boeiend is de tekst van A. Westerlinck over Rodenbach, een korte schets van Rodenbachs ‘inwendige biografie’. In ‘Wat na Joyce?’ heeft M. Engelborghs het over de literaire beïnvloeding en over ‘Afterjoyce’ van R.M. Adams. R. van de Perre introduceert o.a. Frans Deschoemaeker met ‘Stroomafwaarts’ (diens debuutbundel). Hiermee wordt de aktualiteit van de ‘elegant gedragen droefheden’, ‘vormen van overleven’ en ‘allemaal al gehad’-syndroom nog es voor het voetlicht gebracht. Ik geloof dat dit bij andere edelslagers, ik bedoel dichters, ook voorkomt, daarom wat wantrouwen bij die opzettelijke smaakmakerij van desillusie en gequetstheid. Let wel: alle eerbied voor de beschouwingen van R. van de Perre, eveneens geboeide aandacht voor de gedichten van Deschoemaeker. Hugo Brems is er weer met de Tijdschriftenrevue, revue die zo ongeveer een beetje in het middelpunt stond tijdens het DW&B-weekeinde te Dworp (juni 80). Daar kwam een klein aantal redakties van tijdschriften aan het woord, daar
| |
| |
werd gelijk een balans gemaakt van het Vlaamse tijdschriftencircuit. Prettig om es al die stiftenridders in levende lijve te zien.
| |
Ons erfdeel, jrg. 23, nr. 3, juni 80, Murissonstraat 160, 8530 Rekkem, abonn. 730 F op 000-0907100-53 (Stichting Ons Erfdeel vzw).
Het tweede deel van ‘Zuidnederlandse literatuur in Rusland’ door Dr. C. de Maegd-Soëp opent dit nummer. Erg konkreet, dus boeiend, b.v. over het oplaten van proefballonnetjes als voorsmaakjes op een te vertalen oeuvre (Elsschot, Boon), over de onmiddellijke bijval die Lampo in Rusland genoot (‘Lampo’ bedoel ik hier als ‘wat Lampo heeft geschreven’), of over het sukses van Gaston Durnez' Mijn Leven onder de Belgen. In ‘De Wolk van Niet Weten’ neemt Dr. R. Bouckaert-Ghesquiere het literaire oeuvre van W.F. Hermans onder de loupe. Lieven Rens bespreekt de poëzie van Anton van Wilderode, enkele gedichten werden ter illustratie afgedrukt. Nog headings: Het binnenland in het t.v.-journaal, 100 jaar Vrije Universiteit te Amsterdam, Rijkssteun aan de Belgische dagbladpers, Het beeldhouwwerk van Maja van Hall, Bedrijfsdemocratisering in Nederland. Plus kulturele en taalpolitieke kronieken.
De Bibliografie Ons Erfdeel 1957-1977 (H. van Assche & R. Baeyens) kan op het zelfde adres worden besteld. Deze bibliografie illustreert de opgang van Ons Erfdeel van jongerenblad tot algemeen-Nederlands kultureel tijdschrift.
Joris Denoo
|
|