| |
| |
| |
Tijdschriftelijk annex kommentaar
Recentelijk verdwenen enkele literaire tijdschriften uit het circuit, en van sommige is dit jammer. Ik denk in de eerste plaats aan Filter, het tijdschrift van Erwin Penning. Er is binnen de Filterredaktie een ernstige inspanning ondernomen om het jongste proza een injektie te geven. Het resultaat daarvan moeten wij dus missen. Vooral in het huidige perspektief van de Open Brief van Alstein omtrent de malaise op (jong) prozagebied is dit erg jammer. Het laatste Filternummer was zeer lijvig en degelijk, met o.m. een uitvoerig gesprek met Léon de Winter. Ook de selektie van gedichten pleit voor het goede oog van het kleine redaktieteam. Rennen voor de laatste nummers, die verkrijgen nu het archiefstatuut!
Eveneens ter ziele gegaan is het Limburgse Schuim, waarvan de laatste maanden enkele vaste medewerkers zijn overleden. Schuim ging vooral de internationale toer op onder impuls van Bert Willems. Neer Vantina kweet zich telkens erg behoorlijk van zijn recensietaak, en een klad jongeren kreeg tijdens de afgelopen jaargangen kansen tot publikatie, met wisselend sukses. Een kompilatie van geselekteerde inzendingen op een prijsvraag-proza sluit de Schuimperiode af.
Terug naar de overlevenden:
| |
Literair akkoord 22. Een keuze uit bijdragen verschenen in de Zuid- en Noordnederlandse letterkundige tijdschriften van het jaar 1978, A.W. Bruna & Zoon, Utrecht, Antwerpen, 1979, 155 blz.
In het woord vooraf het onvermijdelijke stereotiepe gezanik omtrent gebrek aan kwaliteit en afwezigheid van nieuwe, belangrijke namen. Blindheid? Leeftijd? Onwil? Konkurrentieangst? En nog maar es deemoedig op de Vlaamsche borst kloppen. Samenstellers onder dit voorwoord: M. Ferguson, W. de Moor, R. van de Perre, W.M. Roggeman, L. Simons (sekretaris). Een onrustbarend aantal Friese gedichten present. En onmiddellijk een miskleun: het gedicht La Complainte, door Wilfried Adams. Zowel kwa woordenveld als syntaksis te duidelijk naar wijlen Pernath refererend. Invloed van de licentiaatsverhandeling? Leo Vroman in het gedicht Het Vlees
| |
| |
en Ik kon een puber zijn, meteen dader van miljoenen zinloze versjes. Het kon. Of de Minnema uit het eveneens geselekteerde verhaal De Minnama-variaties van M. Matsier, overigens één der zeldzame selekties die deze bundel recht op bestaan geeft. Men meent nog altijd met Insingel, Gils, de Coninck en Haesaert (en o, tolerant!: Jeroen Brouwers), bloemlezingen te moeten vullen. Ik doe geen afbreuk aan de verdiensten of kwaliteiten van die auteurs, maar ik haat de fanatieke zuidblindheid en het stereotiepe eenrichtingsverkeer. En trots, trots!: het naampje Dirk Ayelt (oei) Kooiman (zelfs korrekt gespeld) te kunnen afdrukken. O wat hebben we toch feilloze voelhorentjes naar al wat nieuw, jong, flonkerend,... goed is! Zelden een ergere kakofonie liggen lezen. Op sommige ogenblikken: kledder!!
| |
Nieuw Vlaams tijdschrift, jaargang 32, nr. 7, sept. 79, Manteau - Brussel.
Sommige stukken vervolgen de reeks: L. Stassaert (proza), G. Wildemeersch (kreatieve essayistiek). Roland Jooris, die wegens zijn Campertprijs recentelijk blauw werd geïnterviewd, gepolst, geröntgend,..., wordt door diezelfde Wildemeersch doorgelicht. Uit de afdeling Reflex is het artikel van Henri-Floris Jespers te onthouden: (geparafraseerd) het rijk van de doordachte poëtische vormbekommernis belaagd door de hoogborstigheid van gezwollen eenvoudslyriek. Ook de kreatieve enkeling in zijn opzet gefnuikt door de verzorgingsstaat. Ik hoop dat dit gelezen werd te Dilbeek, Heppen, Blankenberge, Poezegem, aan de kust en op de heide. Lieve Scheer publiceert afgrijselijke gedichten, maar dit is míjn oordeel. Over smaak valt niet te diskussiëren. Gelukkig is er nog Adé met zijn plezierig-onbenullig tekstje in de marge. Ik hoor de laatste tijd beweren dat NVT aan het uitflakkeren is. De jaargang 1979 staat er op de plank inderdaad wat strakjes en stijfjes bij te kijken. De injektie die aan de vroegere zg. ‘redaktie’ werd toegediend, moet nog haar uitwerking hebben. En vroeger zag de inhoudsopgave er ook heel erg beknopt en voorspelbaar uit. Ik geloof er nog in.
| |
Spraak, nrs. 1-4,1978-79, Uden, Nederland.
Maarten van den Elzen (2.01 meter hoog) is de initiatiefnemer van dit slabakkend tijdschrift. Ter Balkt en Tymen Trolsky
| |
| |
niet ongunstig gezind, evenmin Vlaamse inbreng. Dat pleit pro. Eilacie: we kregen Maarten op bezoek en, gepolst naar de oorzaken voor het lange uitblijven van diverse Spraaknummers, antwoordde hij (aangevuld door een medereiziger) dat het voortbestaan van Spraak veel te maken had met zijn persoonlijke queeste naar de ideale levensgezellin. Ik wil daarmee zeggen: waar het soms van afhangt, mijne heren! Spraak was nochtans op de goeie weg, de redaktie wàs nu es één en al oor voor Vlaamse inbreng. Even gezamenlijk duimen voor Maarten, u was toch ook al een slachtoffer van de Nederlandse Vlamingenhaat, in diverse redakties geëtaleerd?? Of huldigt u het stilzwijgen, denkende dat uw teksten bij nader inzicht toch maar te kleiig zijn?
| |
Ons erfdeel (Stichting en Tijdschrift), Murissonstraat 160, 8530 Rekkem - Rijvoortshoef 265, 4941 VJ Raamsdonkveer (N1.).
We ontvingen op de redaktie, naast de erg degelijke afleveringen van het tijdschrift, een informatieve brochure ‘1970-1980 Stichting Ons Erfdeel’. De Stichting werd in 1970 opgericht en heeft de bedoeling bij te dragen tot de ontplooiing van de Nederlandse Kultuur in het Nederlandse taalgebied, de bevordering van de kennis omtrent die kultuur in het buitenland en de verspreiding van de Nederlandse taal. Analoge Stichting opereert vanuit Nederland. Het eigenlijke tijdschrift ‘Ons Erfdeel’ verscheen voor de eerste keer in 1957, met alle kenmerken jongerentijdschriften eigen. Dat het sindsdien tot één en ander is uitgegroeid, hoeft weinig betoog. Terwijl veel literaire tijdschriften op erg krampachtige wijze overleven en al even krampachtig de handjes naar Nederland strekken, lijkt Ons Erfdeel daar helemaal niet door getraumatiseerd. Nou, Ons Erfdeel is ook wel een algemeen-kultureel tijdschrift, en het moet ook gezegd dat het sociogram der verstandhoudingen tussen de literatoren en hun diverse tijdschriften (de louter literaire dan) er belabberd uitziet. En het moet evenzeer gezegd dat de redaktie van Ons Erfdeel in de keuze van haar onderwerpen meestal gelijk het leesveld ‘Nederland’ bestrijkt. Een gelukkige optie, die niet alleen geslaagd is, maar die ook niet zo onbehouwen-opzettelijk overkomt als wat in veel literaire tijdschriften gebeurt: die zitten dan in de redaktie met van die erg hard werkende tweedehandsnederlanders die er in eigen land al jaren uitgebonjourd zijn. En dat brengt absoluut geen aarde aan de dijk, integendeel. Blikvanger in de Erfdeelbro- | |
| |
chure is verder het bericht omtrent een nieuw initiatief:
drietalige brochures (Frans, Engels, Duits) zouden op gezette tijdstippen het licht moeten zien en zullen telkens op uitvoerige wijze een aspekt van de Nederlandse kultuur belichten. Het startsignaal wordt gegeven met een drietalig essay over de Nederlandse taal. Iedere brochure telt 64 bladzijden. Inmiddels is ook de Bibliografie Ons Erfdeel 1957-1977 verschenen.
In a nutshell: ik geloof dat wij onverdeeld gelukkig moeten zijn met het bestaan van zo'n stichting. Reeds eerder, en in een ander verband, schreef ik in een schrijfwoedend artikel neer dat wij niet altijd met om het even welke nederlandstalige publikatie hoog op kunnen lopen, maar dit geldt niet voor deze mozaïek van initiatieven binnen het kader van Ons Erfdeel. Omdat papier zo'n gewillige materie is, moeten we gezamenlijk hopen dat het krisisbeest zijn tandenafdruk niet te diep als een blijvend stigma in de Erfdeelpublikaties achterlaat. Dergelijke graffiti waren jammerlijk.
Zoals literaire tijdschriften op verrassend vlugge wijze wel es de Velden van het Grote Zwijgen ingaan, zo duiken splinternieuwe initiatieven met hoop op een lang leven plots uit het Volstrekte Niets op. Tweeërlei was dit opnieuw het geval, hier in Vlaanderen. Daar is eerst en vooral VERS, gerund door een erg aktieve Frank Pollet, die onlangs te Harelbeke een nationale poëzieprijs wegkaapte. Die man heeft inderdaad wat in de pen zitten. Omtrent Vers: het lijkt er tot nu toe wat op alsof alleen de omwonenden uit de streek (Waasland) in Vers hun spreekbuis herkennen. Zo was er in het tweede nummer al onmiddellijk een lezersbrief (uit de omgeving) als reaktie op een stellingname van iemand (uit de streek) in het eerste nummer. Hopelijk blijft men niet die lokale toer opgaan. Er is Versuitgeverij. Ik geloof dat dit een fout aanwenden van energie zal zijn, en hoop dat het tijdschrift zelf geen appendiks wordt in het verlengstuk van kommervolle, didaktische gebeurtenissen. Laten we even de kat uit de boom kijken.
HET PRIEELTJE moet u in Diest situeren. Rikske Lotus (men kan aan zo'n pseudoniem sterven) is eindredakteur. Zijn Geloof is dat van de kwantiteit: hij schrijft ekspliciet neer dat Het Prieeltje bedoelt zo veel mogelijk dakloze of ontheemde poëzie in zijn kolommen op te nemen. De resultaten zijn dan ook navenant. De overigens wel mooi uitgegeven kompilatie barst van de slechte ontboezemende gedichten. Elke bladspiegel is volgestouwd met van die wantoestanden, de typogra- | |
| |
fische verkrachtingen die Rikske Lotus zich daartoe permitteert zijn ongeoorloofd. Bedoeling is gelijk één grote dichtersfamilie te worden, als er iets is wat ik ronduit hààt, dan is het dit. Sommigen kunnen daar anders over denken. A propos: wie gedichten van zichzelf in Het Prieeltje wenst te zien, is verplicht te abonneren. Cfr. statuten. ‘Waar twee of meer Vlamingen verenigd zijn, daar is een tijdschrift in hun midden.’
Wij ontvingen verder nog: NOODREM (hoofdbrok: de Vlaamse poëzie sinds 50, met eigen plaatsbepalingen door de redakteuren), KREATIEF (Latijns Amerika, dubbel en dwars), KUNST & CULTUUR (met enkele erg leesbare kolommenschrijvers), tMUZET (met bijgevoegd drukwerk waarin de roundup na drie jaar werking), MANDRAGORA (een kompilatie van Friesland dichters), SPIEGEL DER LETTEREN (mag ik u lektuur der artikelen van Piet Couttenier aanraden?), enkele uitgaven van de Leuvense Schrijversaktie. U ziet: meer is in ons. Men verschijnt en verdwijnt, laat een spoor na. Zo veel hels drukwerk door zo veel stiftenridders bijeengeschreven. Reeds liggen videoten en mediatheek-vrijgestelden op de loer om het Tijdperk van de Beeldkultuur in te luiden. Red onze Letteren!!
Joris Denoo
| |
| |
INHOUD
Joris Denoo |
De stiftenridder & ondergetekende |
7 |
|
Phil Mertens |
Jean Bilquin |
125 |
|
Willem Elias |
Jean Bilquin of schilderkunst als ontologie |
131 |
|
Joris Denoo |
Tijdschriftelijk annex kommentaar |
136 |
|
|