Yang. Jaargang 15(1979)– [tijdschrift] Yang– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 10] [p. 10] Pieter Sierdsma Zomer Venijnig luiert zweet in de poriën, een melodramatische volte. Ijl en collegiaal wenken naar andere badgasten, zo'n doorsneeleven, het luchtmatras, de vlezige huid, van de vinger loopt een rulle streep uit. Lichamen met de aanstoot van warmte, een strijkende wind, uitrustend voor de zee, een ongrijpbaarheid benut. Een vrouw de handen losjes in de heupen, benijd in een langzaam motorisch dwingen, haar houding nostalgisch handelbaarheid opheft, verlangens naar het verre trekt. Ze liggen voor zich uit, een stapeling van gemoed, de lucht zet zich af in echt hard blauw, kittig krioelt de huid, gekoekte geur van zonnebrand, de brakke taal van hopen, stress van de badpakrand, toch droog van de golfslag, van warmte ondergelopen. Om de dag te rekken verslindt geruis eb en vloed, natte baders die zich glinsterend terugtrekken, uitgelaten, woelig en goed. In die gemakkelijke arbeid gegleden, steeds langer op het gemak. De hemel is splitzinnig, het stomme van volmaakt. Vorige Volgende