ingeleverd, krijgt van meester Verboven het overschot terug. In ‘babbelen’ of ‘vechten’, naar keuze. Eén keer had hij niet terug van 120 keer ‘babbelen’. Prompt knipte hij de overtollige twintig regels van het volgeschreven vel en gaf ze terug aan de gestrafte. Ook de wat oudere, maar zachtaardige meester Hermans ligt Walter nauw aan het hart. Voor meester Seppion, de hoofdonderwijzer, koster, bibliothekaris, dirigent van de fanfare en biljartkampioen heeft hij een met vrees vermengde bewondering. Die vastberaden blik, die kordate, soms driftige pasjes, en vooral zijn barse stem.
Stuk voor stuk zijn het goede onderwijzers. Soms slaat de schrik hen echter om het hart als onverwacht een inspekteur op bezoek komt. In elk lokaal wordt dan een leerling op de uitkijk gezet, terwijl met man en macht de vloer wordt gedweild, het bord schoongeveegd en de prullemand geledigd.
Bij goed weer waaien schelle kinderstemmen je hier uit vele open ramen tegemoet. Het eerste lesuur klinkt het:
- Welke zijn de plichten van de onderdanen jegens hun oversten?
- ‘De onderdanen moeten hun oversten eerbiedigen, hen gehoorzamen, en hun billijke belangen behartigen.’ Of:
- Wat moet men doen om kuis te leven?
- ‘Om kuis te leven moet men vooral de gevaarlijke gelegenheden vermijden, de versterving beoefenen, dikwijls biechten en kommuniceren en een grote godsvrucht onderhouden tot de heilige Maagd Maria.’
Een uur later:
- Eén maal twéé iess twéé!
- Twéé maal twéé iess vierr!
Het rustigst is het hier tijdens de warme zomermidda-