Yang. Jaargang 15
(1979)– [tijdschrift] Yang– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 83]
| |
Hugo Raes | |
[pagina 84]
| |
[pagina 85]
| |
Hugo Raes vijftig jaar
| |
[pagina 86]
| |
voorzichtigheid betracht worden en wel om de eenvoudige reden dat zij in principe niets met het oeuvre van een schrijver te maken hoeven te hebben. Een roman of een oeuvre creëert een werkelijkheid die op zich duidelijk genoeg is. Daar komt bij dat foutief geïnterpreteerde en/of uit het verband gerukte uitspraken een onjuist beeld kunnen geven van een auteur. Zo schijnt men in den lande nog al te vaak te denken, dat Hugo Raes een agressief de burgerlijke wereld beschouwend mannetje is dat met zijn rechteroog slachtoffers zoekt en met zijn linkeroog speurend de omgeving bekijkt teneinde hamer en bijl te vinden waarmee hij de vastgeroeste maatschappelijke orde te lijf kan gaan. Dit doordat o.a. Lidy van Marissing een uitspraak van de auteur (‘De lezer moet worden beledigd, aangegrepen, geprikkeld, dooreengeschud’, in: Lidy van Marissing, 28 interviews, p. 24) te centraal stelde. Zo schijnt men voorts te denken dat Raes voortdurend de hand aan de kruik heeft en terugziet op een groots boksersverleden. Deze meningen hebben postgevat na een artikel over de schrijver door Ischa Meyer, waarin op nogal burleske wijze verslag werd gedaan van een drinkpartij en een daarop volgende bokswedstrijd tussen auteur en interviewer. Een goedbedoeld gevecht overigens. De uitslag ervan werpt echter geen nieuwe inzichten op met betrekking tot de literaire produktie. Integendeel. Dit soort literaire privé-onzin vervalst in hoge mate de idee omtrent de thematiek van een auteur en doet daardoor afbreuk aan de waarde en de werkelijke betekenis van zijn romans en verhalen.
Over het leven van Hugo Raes zijn in feite geen echt relevante zaken uitvoering aan de orde geweest. Dit hangt voor een deel samen met het gegeven dat Raes een groot deel van zijn oeuvre publiceerde in de jaren zestig; een periode waarin in de literatuurkritiek een Merlynse wind waaide, die zich vooral kenmerkte door grote aandacht voor het autonoom geachte | |
[pagina 87]
| |
kunstwerk. Deze gedachte bracht veel helderheid maar werkte ook een zekere starheid in de hand. Zij ging immers geheel voorbij aan de auteur en sloot daardoor de mogelijkheid uit om de literaire en de biografische werkelijkheid op zakelijke wijze te coordineren. En dit is niet in alle gevallen juist. Kennis van bepaalde relevante biografische aspecten kan het werk van een schrijver verduidelijken of althans in een ander licht stellen. Zo bijvoorbeeld bij Hugo Raes. Raes behoort tot de generatie van auteurs waartoe o.a. Wolkers, Reve, Ruyslinck behoren. Deze schrijvers hebben met elkaar gemeen dat zij na de oorlog de literatuur in ons taalgebied, zij het op geheel verschillende wijze, een nieuwe vorm en een nieuwe inhoud gaven, uitgaande van de gedachte dat de oude literaire vormen enkel esthetiserend werkten waardoor de literatuur geen bijdrage kon leveren tot de opbouw van een samenleving die als fundament morele zuiverheid en menselijke integriteit kendeGa naar eind(1). Het is bekend, de doelstelling is reeds vaak beschreven. Toch neemt Raes binnen deze groep een aparte plaats in. Zijn thematiek refereert duidelijk minder aan een oorlogsverleden en aan de verkrampte kerken gezinsstructuren die voor 1945 zo manifest waren. Raes schrijft o.a. over de innerlijke onzekerheid en over de angsten en frustraties van het individu maar daar waar zijn geestverwanten de oorzaak daarvan veelal in het verleden situeren - hetzij in de oorlog, hetzij in de opvoeding-, gaat het bij Hugo Raes meer om het antwoord op de vraag welke oorzaken in het heden een optimaal ontplooien van de vitaliteit van zijn hoofdpersonages in de weg staan. En daarbij schuwt hij de eigen omgeving niet. Biografische aanknopingspunten zijn er genoeg. Zijn literaire oeuvre is als een spiegel waarin het geluksgevoel van de auteur, diens maatschappelijke bevindingen en verwachtingen gereflecteerd worden. Wat betreft de wijze waarop hij dat doet kan men op- | |
[pagina 88]
| |
merken dat Raes een adept is van de grote schrijvers uit de wereldliteratuur, waarbij de namen van Henry Miller, Kurt Tucholsky en Jack Kerouac genoemd moeten worden. De laatste in verband met het gegeven dat de hoofdpersoon uit On the road praktiseert wat de hoofdpersonen uit de eerste drie romans van Raes zouden willen maar niet kunnen praktiseren omdat zij gehinderd worden door relationele banden die werkelijk vrij zijn in de weg staanGa naar eind(2) of doordat hun toekomstverwachting dermate nihil is, dat iedere poging tot intens leven steeds weer blijft steken in de cynische levensbeschouwing van de hoofdpersoonGa naar eind(3). Het gevoel van onmacht is in deze gevallen de aanzet tot schrijven. Miller is o.a. van belang omdat hij de erotiek heeft verheven tot symbool van leven, tot mogelijk alternatief voor de geestelijke non-communicatie. Zoals Millers figuren uit hun fundamentele eenzaamheid door middel van seksualiteit en een dynamische levenswijze trachten te doorbreken, zo probeert Herman in De Vadsige Koningen door seks, jacht en avontuur inhoud aan zijn leven te geven, zij het tevergeefs. Tucholsky, de meester van het sarcasme, is het door Raes bewonderde voorbeeld waar het de bespotting van de hypocriete burgerlijke moraal betreft. Van deze auteurs erfde Raes ook zijn afkeer van de gepolijste vorm. Zijn werk is qua vorm veeleer een weergave van op het moment gevoelde emoties die direkt aan het papier worden toevertrouwd. Op grond hiervan heeft men hem vaker structurele ordeloosheid verweten. Een verwijt dat onjuist is omdat de auteur in de ordelijke structuur van een roman slechts een voorbeeld kan zien van een ordeningsprincipe waarvan hij de noodzaak niet onderschrijft. Hij gaat ervan uit dat lezen een proces is waarbij van de lezer creativiteit en interpretatievermogen verwacht mogen worden. | |
[pagina 89]
| |
Aan de basis van de verhalen en romans van Raes staat de verwondering waarvan hij zegt, dat deze de drijvende kracht is. Verwondering is een synoniem voor verbeelding en het treft steeds dat deze uit kan groeien tot ongekende hoogte. Er is maar weinig dat niet binnen de interessesfeer van de auteur valt en daardoor niet in aanmerking kan komen voor een creatieve verwerking. Heden en verleden, werkelijkheid en fictie zijn bij Raes geen strikt gescheiden begrippen. Zij horen immers tot de door de mens te bevatten materie. Een krantebericht uit 1979 kan evenzeer aanleiding zijn tot een verhaal of deel gaan uitmaken van een roman als een kroniek uit lang vervlogen tijden waarin verhaald wordt over de gebeurtenissen rond een bepaalde religieuze sekte. De mogelijkheid tot verwondering is afhankelijk van het vermogen tot intens leven van de hoofdpersonen. Is dat niet aanwezig, dan kenmerkt een sombere benadering van de alledaagse werkelijkheid het oeuvre van Raes. Op de voorgrond staat de strijd tussen leven en dood. Deze leidt tot de uiteindelijke nederlaag van het individu, waarbij een steeds identiek proces signaleerbaar is. De geblokkeerde vitalistische drang tracht een surrogaat te vinden in bv. alcohol, muziek, erotiek (vooral in De Vadsige Koningen en in Hemel en dier) of in een streven naar technische perfectie of beroepsfanatisme (meer op de voorgrond tredend in de verhalenbundels). Aangezien de opgeroepen roes slechts tijdelijk functioneert, wordt de leefsituatie uiteindelijk uitzichtslozer en mondt tenslotte uit in de vervreemding, krankzinnigheid of dood. In dit proces spelen dromen en hallucinaties een grote rol. Zo zien we in De Vadsige Koningen, het relaas van een mislukt huwelijk, hoe de hoofdpersoon steeds weer probeert de verstikkende sfeer van zijn huwelijksleven te ontvluchten door een wilde levensjacht. De overgave aan seks en muziek moet een verruiming van geest te weeg brengen, maar doet dit niet. Herman blijft het slachtoffer van zijn, als defaitistisch te beschou- | |
[pagina 90]
| |
wen, leefsituatie. De roman biedt echter meer dan de geschiedenis van een huwelijksleven. De Vadsige Koningen getuigt op een indrukwekkende wijze van een schrijnende behoefte aan vrijheid in een meer algemene zin. Herman is de typische representant van zijn generatie: hij is betrokken bij het wereldgebeuren, bekijkt en toetst kritisch de burgerlijke moraal en conventies en is, hoe paradoxaal het ook klinkt, onmachtig tot daden doordat hij aan handen en voeten gebonden is aan de bestaande structuren. Het engagement is naast de verwondering een altijd herkenbaar facet in het oeuvre van Raes. Hij is als het ware de seismograaf der samenleving. Het functioneren van de samenleving in heden en verleden is voor de auteur een onuitputtelijke inspiratiebron. Met name in de verhalen neemt hij vaker een loopje met de menselijke prestatiezucht. En dit op wel zeer sar, castische wijze. Vooral in de periode die voorafgaat aan ‘de Voorleesboeken’, de verzamelnaam voor De lotgevallen en Reizigers in de anti-tijd, is de visie van de auteur erg somber. Toch kan men, waar het De Vadsige Koningen en Hemel en dier betreft, zeggen dat Raes niet zijn laatste waarheden verkoopt. Tussen de regels door leest men immers het verlangen naar een harmonische samenleving. In Een faun met kille horentjes trekt hij echter alle negatieve registers open. In deze roman is enkel de cynicus aan het woord. Opvallend is hierbij dat Een faun de enige roman van Raes is waarin er geen correlatie bestaat tussen auteur en hoofdpersonageGa naar eind(4). Eerst echter enige woorden over Hemel en dier. Wellicht is dit de meest innige roman van Raes te noemen. Hij beschrijft de liefde tussen Willem Verhaegen en Patricia Wildert. Een liefde die niet optimaal beleefd kan worden doordat Willem gehuwd is en een dochtertje heeft waarvan hij geen afstand kan doen. De roman balanceert op twee polen: de diepe beleving van de liefde en de onmacht om wer- | |
[pagina 91]
| |
kelijk gelukkig te zijn doordat een scheiding van de beminde vrouw latent dreigt. Over de interpretatie van deze roman en de onderlinge verhouding der twee delen is al heel wat geschreven. Het is hier niet de plaats om daarop in te gaan. Wie geïnteresseerd is, kan terecht bij In gesprek met Hugo Raes, waarin Herwig Leus over Hemel en dier schrijft. Voorts verwijs ik naar ‘Grote Ontmoeting’ nr. 25 waarin ik commentaar gaf op de visie van Leus. Hemel en dier is een innige roman, ik schreef het al, en vertoont met name daardoor geen enkele overeenkomst met de kille afrekening met alle waarden, die de hoofdmoot van Een faun uitmaakt. Deze roman, die in het algemeen beschouwd wordt als het meesterwerk van Hugo Raes, neemt naar mijn idee een geïsoleerde positie in zijn oeuvre in doordat in deze roman geen hoop te bespeuren valt. Het optimistische en joviale dat een Raes-roman doorgaans in details nog vertoont, is hier volstrekt afwezig. Reeds eerder wees ik eropGa naar eind(5), dat het centrale thema van deze roman ‘de onmacht is om tot een zinvol menselijk kontakt te komen’. De voorkomende figuren zijn psychisch gekwetste mensen die chaotisch leven in een al even chaotische wereld die geen orde, zelfs geen negatieve, kent. Michael Houtdrager is de antipode van eenieder die gelooft in het verschijnsel mens. Hij is de cynische beschouwer der samenleving die begrippen als liefde en vriendschap met de voeten treedt en misschien daardoor juist een existentieel eenzame mens is en blijft voor wie alles wat vervelend is zich dagelijks herhaalt. Jeugdfrustraties zijn hem niet vreemd en bepalen voor een deel zijn onvermogen tot communicatie. Zijn levenswandel mag een schrikwekkend voorbeeld genoemd worden van hoe het niet moet. Voor Houtdrager geldt inderdaad het motto ‘la vie est une farce à mener par tous’. Het is het meesterschap van Raes dat debet is aan deze niet te ontwijken conclusie. | |
[pagina 92]
| |
Het is voor velen vreemd en moeilijk te begrijpen dat na deze wanhoopsroman een andere Raes zich presenteerde en wel via ‘de voorleesboeken’. De lotgevallen en Reizigers in de anti-tijd, die naar vorm en inhoud een geheel vormen, vertonen niet meer die defaitistische maatschappij-visie van Een faun. Ook is opvallend dat de hoofdpersonen een ander karakter hebben dan Herman en Willem uit respectievelijk De Vadsige Koningen en Hemel en dier. De piekerende twijfelaar, die vorm kreeg in Herman en Willem, heeft plaats gemaakt voor de zelfbewuste Abdon, de leider van een gezin en de drager van de rotsvaste idee ooit de ideale samenleving te vinden. Dit betekent niet dat Raes blind geworden is voor de zwakke plekken der samenleving. Integendeel, talloze hoofdstukken uit ‘de voorleesboeken’ verhalen, vaak op zeer ironische wijze, van de menselijke dwaasheid. Het is echter zo, dat Abdon, en met hem zijn gezin, zich geen slachtoffer voelt. Hij is geen gejaagde maar een vrije mens en kent geen angsten en frustraties. De mogelijkheid tot overleven ligt in het besef van de eigen sterkte, in het vaste geloof dat eenieder die zoekt het uiteindelijke doel, ‘de ideale samenleving waarin alles gebeurt in vrede en uit vrijwillige beweging’Ga naar eind(6) zal vinden. In de eerder gepubliceerde romans was het gezin een belemmering voor de hoofdpersoon, nu is de onderlinge saamhorigheid juist de motiverende en krachtgevende factor. Deze relevante thematische wijziging heeft te maken met de veranderde levensomstandigheden van RaesGa naar eind(7). De visie op de samenleving refereert aan het optimisme, inzake de structurele wijzigingen die de samenleving zou ondergaan, dat in de jaren zestig tot gemeengoed werd. Hier blijkt dus wederom dat biografische aspecten en maatschappelijke ontwikkelingen invloed uitoefenen op de auteur. De voorleesboeken nemen door hun surrealistische inhoud een aparte plaats in onze letteren in. Zij zijn au fond on-Nederlands. Het is mijn overtuiging dat de | |
[pagina 93]
| |
waardering die Raes voor deze werken mocht ontvangen te gering is, al kreeg hij voor De lotgevallen de Van der Hoogt-prijs. De in 1973 verschenen roman Het smarán betekent weer een verdere stap in de evolutie van Raes. Het werk ademt de geest van twijfel, is erg polair. Tegenover het harmonisch samenleven van Valentijn en Jasmine staan de episoden uit de geschiedenis waarmee Valentijn geconfronteerd wordt. En juist de beschrijving van deze episoden tonen dat het fantastische ongebreidelde vormen bij de auteur kan aannemen. De wonderlijke en bizarre verhalen boeien de lezer en vervullen hem soms met afkeer. Daar staat tegenover dat de hoofdstukken over het echtpaar minder interessant zijn. Zal het geluk van Val en Jasmine voor alle mensen weggelegd zijn? De geschiedenis maakt sceptisch, de auteur gelooft, zo meen ik te constaterenGa naar eind(8), van wel. Daarom is het interessant om na te gaan welke visie de auteur inzake maatschappij en samenleving geeft in zijn meest recente roman De verwoesting van Hyperion, een lijvig boekwerk. Het verhaal is gesplitst in twee delen en speelt in de toekomst. Beschreven wordt het wel en wee van Hyperion, waarbij opvalt dat bepaalde politieke situaties en ontwikkelingen verwijzen naar gebeurtenissen uit onze historische realiteit. Uit het verhaal blijkt dat slechts een beperkt aantal mensen het laatste cataclysme hebben overleefd. Zij leven in de vreedzame superstaat Hyperion, waarin liefde en wijsheid de hoogste waarden zijn en waarin wetenschap en kunst hoog in aanzien staan. Zelfs de natuurlijke dood is overwonnen. Naast Hyperianen zijn er de Rensen. Dit zijn sterk geëvolueerde ratachtige wezens die over menselijke capaciteiten beschikken. De besten onder hen streven ernaar een even hoge geestelijke beschaving te verwerven als de Hyperianen en hun ontwikkeling vordert snel. Dan worden zij echter geconfronteerd met primitieve ‘ratachtigen’ die tot Rensa- | |
[pagina 94]
| |
dia doordringen en de harmonie bedreigen. Onder leiding van Roerling (later Roerganger) ontketenen de laag ontwikkelde wezens een strijd om de macht die rampzalig wordt. Roerling kan beschouwd worden als het prototype van de in iedere tijd weer opduikende potentaat. De dictator die het vermogen bezit om de massa naar zijn hand te zetten. Zijn streven druist volkomen in tegen de principes van de ontwikkelde Rensen en Hyperianen. Hij weet zich gesteund door de massa, wordt door de bewoners van Hyperion onderschat en kan daardoor een systeem creëren waarin corruptie en willekeur welig tieren, de partij alles is en het volk crepeert. Door het uitbreken van de pest, gaat de nieuw gevormde staat echter ten onder. Een aantal Hyperianen hebben zich veilig kunnen stellen en beginnen aan de wederopbouw van een wereld waarin vrede en wijsheid weer de hoogste norm zijn.
Deze roman toont weer het vermogen van Raes om zich te vernieuwen. Nu naar inhoud en vorm. Het decor is geheel verplaatst naar de toekomst en daarin creëert Raes een mens, die in staat is gebleken om het technisch vernuft te combineren met de muzische gaven waardoor hij de basis kan leggen voor een modelmaatschappij. In de Hyperianen heeft Raes wellicht zijn utopisch menselijk toekomstideaal geprojecteerd. Hyperion is de staat waarin de reizigers uit de voorleesboeken hun ideaal verwezenlijkt zagen: het land waarin zowel de geestelijke als de lichamelijke perfectie gestalte kreeg. De belagers slapen echter niet. Raes getuigt in deze roman van zijn bewondering voor het menselijk kunnen maar tevens van zijn angst voor het gegeven, dat de verworvenheden vernietigd kunnen worden door hen die niet in staat zijn de produkten van de geest naar waarde te schatten. Wellicht heeft de auteur in zijn reizen naar de landen achter het ijzeren gordijn de voedingsbodem gevonden voor | |
[pagina 95]
| |
deze kritische toon. Het is bekend dat de onvrijheid van de kunstenaars en de vaak brute machtsuitoefening van de regimes aldaar hem zeer beangstigen. Eens temeer blijkt dat Raes zijn kritische standpunt niet verliest, ook als het stelling moet nemen ten aanzien van de zogenaamde niet-kapitalistische landen.
Naar vorm is deze roman wezenlijk anders door de rechtlijnige structuur en door het ontbreken van een wisseling in point of view. Daarnaast is van belang dat Raes nooit eerder zo expliciet diverse stijlmiddelen naast elkaar gebruikte. In deze roman is dit functioneel omdat de taal, inhoudelijk gezien, zulk een grote rol speelt. Dr. Tmektra Godda, een wetenschapsvrouw van allure, houdt zich immers bezig met de communicatieve aspecten van de taal. Het mag duidelijk zijn dat het oeuvre van Hugo Raes in het algemeen gesteld naar inhoud en vorm veel te bieden heeft maar eveneens een hoge moeilijkheidsgraad kent. De geraffineerde combinatie van werkelijkheid en fictie, het fantastische element, de kritische toon en het hanteren van zoveel stijlmiddelen door elkaar, verhogen het leesplezier maar doen tevens een beroep op de creativiteit van de lezer, die wellicht ten onrechte denkt dat romans en verhalen van Raes moeilijk te lezen zijn. De toetsing van de thematiek van Raes aan de eigen leef- en denkwereld is een uiterst nuttige bezigheid waardoor lezing van het oeuvre van de auteur bijdraagt tot de vorming van een kritische levenshouding. Nadrukkelijk stel ik echter, dat dit niet de motivatie is die de basis vormt van het schrijversschap van Raes. Laatstgenoemde geeft literair gestalte aan innerlijk gevoelde spanningen en bovenal maakt hij de lezer deelgenoot van zijn groot vermogen tot verwondering.
Jacques Kersten |
|