Er was al een begin van splitsing toen min of meer actieven hun passende plaats zochten; de eerste echte breuk kwam er bij de bevrijding van de kinderen: de vreugde om het weerzien verdrong voor een grote menigte passieven de haat tegenover de moordenaar.
De volgende afsplitsing kwam van buitenuit, als rijkswachters vrijwel zonder weerstand de menigte van voor de school opzijdreven.
En nu wordt ook de meest agressieve kern aangetast. Agenten en brandweerlui maken zich het eerst vrij. De commissaris ziet de ene politieman na de andere in zijn omgeving opduiken.
Hij voelt zich nog te murw om enige geïrriteerdheid te laten blijken.
Een laatste hop...
Er wordt geen agressieve kracht genoeg meer opgebracht om het spelletje verder te zetten.
De kei zakt... de laatste kring ebt weg.
De losse luitjes wijken een beetje angstig uit, maar zoeken nog elkaars nabijheid om niet te vlug in hun gewone eenzaamheid te moeten onderduiken. Ze blijven op een redelijke afstand van het gekneusde bloederige lichaam staan.
Is hij dood?
Nee, hij krijgt zelfs nog even het bewustzijn terug.
Alles is wit... alles is wit.
Het begint weer harder te sneeuwen.
De kring om de gestrafte wordt langzaam groter, langzaam groter.
Ik heb het gehaald... het is koud, maar alles is wit.
Nog wat stil, maar duidelijk toch, klinkt de stem van een vrouw op.
- Zouden we geen brancard moeten doorlaten?
Als de rijkswachtcommandant in de klas komt, nadat hij met genoegen de vreugde van de bevrijde kinderen in zich heeft opgenomen, staat daar een reus van een vent door het raam te braken.
De reus keert zich om en stapt zonder iemand aan te kijken naar buiten. Hij ziet er ellendig uit.
De politieman laat zijn blik in de klas rondcirkelen: geforceerde deur, vernielde kast, verhakkelde banken, een tijdfries aan de muur met vlotte tekeningen in felle kleuren, een grote kaart van Europa-natuurkundig, twee rijen banken, halfopen gordijnen, gebroken ruiten, glasscherven, een trede, lessenaar, een tekst ‘De dieren in de winter’ op het bord.
Drie mannen en een jongen verdringen zich voor het raam. - Ik veronderstel dat het niet veel zin heeft te vragen wie hem