Welk belang hecht je in deze kontekst dan aan het materiaal dat de beeldhouwer gebruikt?
Het is van het allergrootste belang. Mijn enige eis daaromtrent is dat elk beeld zijn specifieke materie krijgt en niets meer. Geen uitvoeringen in brons, steen, kunststof, voor eenzelfde beeld. Dit is voor mij een kapitale vergissing waartegen de meeste beeldhouwers meestal om financiële redenen zondigen. Op die manier verliest het werk zeggingskracht, het wordt week. Indien iemand de taal zo zuiver mogelijk wenst te spreken, moet hij slechts in die ene taal denken.
Je bent in vrij grote mate geboeid door de ruimtelijke entourage van het beeld. Je hebt daar destijds een hele verhandeling aan gewijd. Hoe zie je m.a.w. de integratie van beeldhouwwerk in een architekturale kontekst?
De architektuur speelt voor mij inderdaad een grote rol en wel omdat beeldhouwkunst in zich ook architektuur heeft, zij het dan van een andere orde dan die van de wereld der bouwkunst, waar de ruimtelijke ervaring qua volume en dimensie de beeldhouwkunst doorgaans ver overtreft. Naar mijn mening moeten wij de toeschouwer op een ander gebied treffen: daar waar de architektuur zich richt tot het rationeel-utilitaire, beweegt de beeldhouwkunst zich op het intentionele vlak.
Samen zouden ze echter prachtige zaken kunnen verwezenlijken, en dit in weerwil van hen die nu een soms kleingeestige polemiek voeren omtrent symbiose alsof het een taboe betreft. In dit opzicht gaat mijn belangstelling bijvoorbeeld uit naar de ‘Bauhausbeweging’, waar ik me geheel kan achterstellen.
Luuk Gruwez