Yang. Jaargang 11
(1975)– [tijdschrift] Yang– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 100]
| |||||||||||||||||
Sybren Polet en zijn knipoogje naar de ingenieur: handlangers gevraagd.‘Techniek is één van de overheersende bestanddelen in onze hedendaagse samenleving. Wegens dit duidelijke overwicht is het de plicht van de dichter de technologie in de poëzie te incorporeren, want poëzie moet ekwivalenten bieden voor de echter werkelijkheid. Er is echter een wederzijds wantrouwen tussen de dichter en de ingenieur, het raakpunt tussen hen beiden dient gesitueerd in de politiek.’. Deze (geparafraseerde) poëtische stellingname van de dichter Sybren Polet (Geb. Kampen 19 juni 1924) komt zowel in zijn essayistiekGa naar eind(1) als in zijn poëzie duidelijk tot uiting. Zijn essays vormen trouwens de achtergrond waarop zijn literaire gestalten en toestanden fungeren. Polet is er zich bewust van dat hij met deze stellingname een aparte positie bekleedt onder de zg. ‘Experimentelen’ uit Nederland: ‘Men noemt het obsceen: het woord boom kruisen met het woord antenne’Ga naar eind(2). Hij nam trouwens afstand van de redaktie van Podium, het Noordnederlands tijdschrift dat in de loop van de Vijftiger jaren uitgroeide tot hét experimentele tijdschrift, en waarin hij in maart 1949 debuteerde met het gedicht ‘Transparant’. Polet verliet Podium met de veelzeggende bedenking: ‘Mijn modernisme tast hun modernisme aan’Ga naar eind(3). De ‘langzame rijper’ zoals Polet zichzelf noemt heeft zich een eigen zijrivier gegraven weg van de louter experimentele draaikolken die in de Vijftiger jaren de grote Literatuurstroom beroerden, er waren te weinig handlangers om de graafwerken van ingenieur Polet de nodige bijstand te verlenen. In het gedicht ‘Hulptroepen’ schrijft hij: ‘Gevraagd voor onmiddellijke indiensttreding: voor de afdeling dichtkunst afschrijvers... ijzerwerkers... hakkers... tankpersers... handlangers vooral HANDLANGERS’Ga naar eind(4). De poëzie van Polet ademt een heel aparte sfeer uit. Experimentele procédés, traditionele invloeden en humanitairexpressionistische bekommernissen zijn in deze gedichten terug te vinden. Tematisch bekeken overheersen de tema's van | |||||||||||||||||
[pagina 101]
| |||||||||||||||||
dubbelganger, identiteit, een functie zijn van al wat niet fungeert, en metamorfose. In de laatste bundel (PERSOON/ONPERSOON) duikt het nieuwe tema van geschiedenis op. De karakters die Polet laat optreden zijn ‘contouren’: totaalmensen die de potentiële mogelijkheden hebben zich af te splitsen in ik-partikels en overal en altijd kunnen functioneren. Die poëtische contouren vinden we ook terug in zijn realistische fabelsGa naar eind(5), in de figuur van Lokien. Het gedicht ‘Schaduw’ syntetiseert deze overheersende tematiek, Polet betitelt zelf dit gedicht als ‘het meest centrale gedicht’ uit zijn poëtisch oeuvre. Bij de incorporatie van de techniek (en het promoveren van de tot nu toe verwaarloosde stukken realiteit tot poëtisch materiaal) hanteert Polet de ‘democratie van het woord’. D.w.z. hij rangschikt op democratische wijze woorden uit verschillende sferen naast elkaar. Zodoende verheldert hij abstracte begrippen door die te koppelen aan een konkreet-tastbare inhoud (‘een idee om te eten’). Hiermee komt hij tegemoet aan de persoonlijke wensen die hij in vervulling wil laten gaan bij het schrijven van dit soort literatuur: begrijpelijk zijn voor de lezer, hem een (minutenlange) eeuwigheid-in-woorden laten ervaren en hem aan rijker bewustzijnsmateriaal helpen. ‘Zonder die wens of illusie zou mij de lust tot schrijven vergaan’, schrijft hij in ‘Literatuur als werkelijkheid. Maar welke?’. Dit rijker bewustzijnsmateriaal hangt samen met de ‘politieke’ inslag in de gedichten van Polet: hij wil er de lezer bewust van maken dat in zijn poëzie de democratie van de woorden heerst, aangezien deze poëzie ekwivalenten biedt voor de echte realiteit hoopt hij dat de lezer doorheen het gedicht een blikje zal werpen op die realiteit en zich ook daar de vraag naar de democratie zal stellen. Ook de bewustmaking van het feit dat tot nu toe verwaarloosde stukken realiteit in zijn poëzie gebruikt worden, is een vorm van deze persoonlijke politiek. Polet wil laten functioneren wat tot nu toe nog niet functioneerde, het motto van de bundel ‘Konkrete Poëzie’ spreekt duidelijke taalGa naar eind(6). Door deze werkwijze is Polet voor een groot deel schatplichtig aan Gerrit Achterberg, terwijl hij op vormelijk gebied invloeden van Walt Whitman vertoont (vrije vers). Whitman komt trouwens voor op de persoonlijke lektuurlijst van Polet. De reaktie van Polet tegen de louter experimentelen is vooral gericht op de al te losse associaties en de hermetische beeldspraak. Polet wil voor alles duidelijk zijn. Dit betekent niet dat hij gaat polemiseren. De bundel ‘Konkrete Poëzie’, heel programmatisch opgevat, bevat onrechtstreekse kritiek op het hermetisme doordat Polet de nadruk legt op zijn eigen poëzie, heel expliciet zelfs. Hij ontmantelt de experimentele goden en smeedt ze om tot bruikbare ‘hulptroepen’. Volgens hem zijn Achterberg, Rodenko en hijzelf de belangrijkste vernieuwers van de poëzie geweest. Van de kant van de Vijftigers is er in de loop van de vijftiger jaren weinig | |||||||||||||||||
[pagina 102]
| |||||||||||||||||
bewondering geweest voor zijn werk, omgekeerd bekeken. Een drietal belangrijke onderscheidingen hebben zijn literaire erkenning gestimuleerd: de Gampertprijs '59 (voor de bundel ‘Geboortestad’), de Gorterprijs '72 (voor de bundel ‘Persoon/Onpersoon’) en de Huetprijs '74 (voor zijn essays ‘Literatuur als werkelijkheid? Maar welke?’). Over Polet als dichter is er opvallend weinig bibliografie voorhanden, de recensies in Nederlandse kranten (meestal over zijn romans) zijn afwisselend negatief en positief. Slechts langzaamaan begint men klaar te zien in de doolhof die ingenieur Polet zich gegraven heeft, doolhof die wel eens als literair monument zou kunnen geklasseerd worden. Spijts het tekort aan handlangers. | |||||||||||||||||
Schaduw (uit de bundel Organon, 1958)Een huis met antipoden.
Een huis met oogleden. Ik duw
mijn tegenstribbelende
schaduw voor mij uit,
om te verbranden in de zon,
om op te lossen in een steen
-er is een zwak kontakt in steen-
Ik draag mijn schaduw in een doos
als dood orgaan
naar een skelet op zoek.
Om te betasten
draag ik van schaduw een
ivoren aapje in mijn zak.
Ik zet een kleine vlezen
schaduw op tafel
en blaas en blaas - fluorescent
nadert een beeld:
een contramens.
| |||||||||||||||||
[pagina 103]
| |||||||||||||||||
Notitie over het schrijversstatuut van Sybren Polet: In 1971 dienden 257 Nederlandse schrijvers een aanvraag voor een toelage in. De sociale positie werd als kriterium genomen om de beurzen toe te kennen. Sybren Polet kreeg naast enkele anderen het hoogste bedrag toegewezen. (cfr. ook L. Bol laert in Restant). | |||||||||||||||||
Het poëtisch oeuvre van Sybren Polet:
|
|