Brugge
Die reien stonken nog, en
In het drabbig water dreven zwanen,
Een sloep vol nonnen, gekostumeerde
Kostschoolmeisjes aan hoger wal.
Een felle zon, de ogen toegeknepen
Om houvast te hebben in een stad
Die je enkel maar bij donker kent,
De plattegrond lijkt overnieuw ontworpen.
Doortocht ontpopt als oponthoud,
Voorlopig eindpunt, asiel gevonden
In de Blekken Ten, huiskamer in een tijd
Dat je in kroegen nog kon wonen.
Maar nadien, nadien zijn zeven jaren
Reeds verstreken, de film draait door,
Flashbacks zijn uit de lucht gegrepen,
Uit de tijd.
Namen blijken tijdelijk, adressen zijn
Allang verloren, maar brieven wachten
In een map en soms, als het donker is of
Koud of warm of licht, dan weet je weer
Dat tijd niet spoort maar terugkeert
Op de schreden. Niets is voorbij
En het verleden is bouwstof voor het nu,
Het straks, het toen.