‘Theologia moralis’, maar dan niet in het Latijn, wel in precies, lyrisch Nederlands. Indien men erotiek met pornografie gelijkstelt, is het boek voor een goed deel fabelachtige pornografie. Een dergelijke etalage van alkoofpraktijken kan vermoeiend werken, maar Geeraerts beschrijft die met zulk een massale woordenvloed, met zulk een demonische furie en soms met zulk een snerpende wanhoop, die slechts af en toe blijkt uit een korte uitroep, dat de lectuur gewoon adembenemend wordt. Om in de geest van het onderwerp te blijven: hij doet soms Henry Miller de broek af. Het is dus geen boek om aan gevoelige zielen te lezen te geven en van de ‘re-sacralisation de l'amour’ waarvoor S. Lilar zo welsprekend pleit in Le couple, is geen sprake.
Gangreen I is echter veel meer dan een magnum opus van de zwarte erotiek, het is voor een goed deel ook een Belgische Max Havelaar want nergens werd de verhouding blank-zwart in onze ex-kolonie zo indringend geanalyseerd, zo genadeloos belicht. Men zal Geeraerts ter wille van enkele uitspraken doodverven als een brutale kolonialist hetgeen volkomen onrechtvaardig zou zijn, want zijn genegenheid voor de negerbevolking straalt overal door, maar zijn negers zijn geen ‘bons sauvages’ van J.J. Rousseau, het zijn mensen met al hun kleine kanten, ook al krijgt men de indruk dat het contact met onze beschaving hun fouten heeft vertienvoudigd.
Van zeer bijzonder belang zijn ook de reacties van de held van het boek wanneer hij tijdelijk in Europa terugkeert met verlof, wanneer hij opnieuw in het bourgeois kader van zijn familie en zijn vrienden opgenomen wordt en dit als een beknellend harnas aanvoelt. Hij kan niet alleen afgrijzen en meelij verwekken, hij kan ook diep ontroeren want een der grootse bladzijden in het lang boek beschrijft de held, terug van een zijner monsterachtige orgieën, aan tafel gezeten bij zijn vrouw en kinderen, een vreemde aan de haard. Een grandioze passus.