Westland. Jaargang 2

Kletspraat voor bibliofielen

Paul van Crombruggen: ‘Bloemen uit den Besloten Hof’. (Boekuil- en Karveel-Uitgaven, Antwerpen.)

Na lezing van dit boekje (31 blz.) dat, naar schrijver verklaart, twee legenden bevat van O.L. Vrouw van Hanswijk, die uit zijn eigen fantasie zijn gesproten, hebben wij ons afgevraagd hoe het mogelijk is dat voor zulken kletspraat, die de grens van het onnoozele nadert, een uitgever werd gevonden, die dan de twee litterairbedoelde opstellen, - die wel door een vijftienjarigen schooljongen geschreven lijken, - daarenboven in een typografisch uitstekend verzorgd bibliofielenpakje stak.

De schrijver heeft met dit boekje het bewijs geleverd dat hij niet alleen een onhandige pen, maar ook een volstrekt gemis aan verbeelding paart aan een soort wazig, onnatuurlijk en vreemd romantisme. Om zijn wereldbeschouwing, om de wijze waarop hij bijvoorbeeld zijn moeder schetst, kunnen wij slechts medelijden met hem hebben. Vooral het peil der tweede novelle staat beneden alles.

Met zijn teekeningen trachtte Alfred Ost waarschijnlijk een zekere vroomheid op te wekken, waarin hij evenmin als van Crombruggen is geslaagd.

A.R.

[p. 512]

A. Rutgeerts: Vlaamsche Uithangborden en Gevelsteenen (‘Irminreeks’, De Burcht, Brussel).

In vroeger tijden, had haast ieder huis, in stad of dorp, zijn individueel karakter. Het vertoonde een passend uithangbord of gevelsteen, welke gewoonlijk nauw in verband stond met het beroep, door den bewoner uitgeoefend. De administratieve geest van de Fransche Revolutie, had echter geen oog voor het typische en eigenaardige van deze aloude benamingen en plakte op ieder huis een nummer. Van al deze millioenen nummers, welke toen werden uitgedeeld is er maar één beroemd geworden: ‘4711’ te Keulen. Voor de rest beteekende deze practische maatregel een ontzaglijk verlies aan oude volkswijsheid.

A. Rutgeerts wil echter nog redden wat te redden valt en behandelt in zijn werkje zeer overzichtelijk onze aloude uithangborden en gevelsteenen, naar gelang ze betrekking hebben op het dieren- of plantenrijk, het bedrijfsleven, de toponymie, de sagen en legenden, de vroomheid en den volkshumor. Voor al dezen die zich met heemkunde en folklore inlaten, een schattig boekje, temeer daar zijn omvangrijke bibliographische opgave, gelegenheid geeft tot nader onderzoek.

M.v.M.