Westland. Jaargang 2(1943-1944)– [tijdschrift] Westland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 287] [p. 287] Jan van den Weghe Ballade voor een meisje van Rode Drie mannen gaan naar Rode. Naar Rode gaan er drie, zij gaan weer op marode, de zwart-satijnen merel fluit, als een jonge kerel, zijn oude melodie. Drie mannen gaan naar Rode en langs het malve bosch, waaruit de paren vloden, zien zij een paar patrijzen den weg naar 't water wijzen. - Het leven laat niet los. Drie mannen gaan naar Rode. Zij gaan den heuvel op. De zon ontsteekt hun roode gezichten. - Maar zij lesschen hun dorst aan koele flesschen. Muziek hangt in hun kop. Drie mannen gaan naar Rode. Een meisje in de oude kroeg begroet hen à la mode. Zij zoeken zoete namen en drinken dan te zamen. Haar lach is hun genoeg. [pagina 288] [p. 288] Drie mannen gaan naar Rode. Haar donker hartje gonst en aan haar mond, haar roode, wordt een gedicht geboren. ...Gods engel in den toren op bronzen klokken bonst. Drie mannen gaan naar Rode. - Rachelleke Ragoen -. Zij heeft hen niet ontboden, zij heeft hen niets gegeven. Wat heeft zij van het leven meer dan de zon vandoen? Drie mannen gaan naar Rode, en drinken om het meest. Wat hebben zij van noode meer dan een schoone logen en dat zij in hun oogen een schoone logen leest. Drie mannen gaan naar Rode. en reiken haar de hand. Het avondt vroeg in Rode. Adieu! En over bergen gaan drie bedronken dwergen naar 't dronken droomenland. Drie mannen gaan naar Rode Zij keerden nuchter weer. Moskeeën en pagoden, kapellen, kathedralen verlost hen van de kwalen, want 't leven doet hen zeer. Vorige Volgende