Westland. Jaargang 2(1943-1944)– [tijdschrift] Westland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 273] [p. 273] Mark Decorte Kinderjaren De hooge heide en het roerlooze bosch heb ik doorkruist als kommerloos kind. Ik liep er en zong met mijn haren los spelend alleen met den streelenden wind. Geen stem stoorde de stille rust van't sneeuwgesprek bij wintertijd, de zonnetempels van zomerlust of natte herfst vol treurigheid. Bij winter witgepruikte boomen, de sluimer-heide in toeë droom; en rilde reeën zijn stil gekomen naar 't schuiloord onder een sparreboom. Den zang der lent' heb ik waargenomen toen hupsch het hert op de heide sprong; toen zwenkend de zwaluw is weergekomen en 't hart der aarde in de bloemen zong. Ik zag den storm die de boomen knakte den sprong van den eekhoorn englensnel, hoe een haas gejaagd langs de vlakte jakte en den dans van mijn hart als een jong rebel. Mijn liefde is wild en diep als het bosch - mijn hart zoo snel als de vlugge hinde. Ik loop nu en zing met mijn haren los om de stem van de woudbloem weer te vinden. Vorige Volgende