Westland. Jaargang 1
(1942-1943)– [tijdschrift] Westland–
[pagina 883]
| |
Dr. Juliane Gabriels
| |
[pagina 884]
| |
raad gedagvaard. Dr. Rubens verkoos met duizenden anderen de wijk te nemen en den weg der ballingschap op te gaan, waarbij overigens al zijn goederen verbeurd werden verklaard. Hij toog met zijn gezin naar Keulen, en vurig aanhanger van Willem van Oranje, meende hij dezen te kunnen dienen, door Anna von Saxen, Willem's gade, die in grooten geldnood verkeerde, juridisch bij te staan. Men weet hoe Anna, een dweepzieke, hysterische vrouw, die overigens krankzinnig eindigde, op den schoonen Antwerpschen advocaat verliefd werd, dewelke zich tegenover haar ook ‘niet ongenegen’ toonde. Maar deze verhouding, waaruit overigens in 1571 een dochter werd geboren, kon niet lang, gezien de belangrijkheid der daarin betrokken personages, geheim blijven. Bij gelegenheid van een bezoek van Jan aan de prinses te Siegen, waar zij tijdelijk verbleef, werd de advocaat door de officieren van Johan van Nassau aangehouden, en in de gevangenis van Dillenburg opgesloten. Men weet, hoe Maria Pypelinckx, Dr. Rubens' gade, zich boven den smaad verheffend die haar werd aangedaan, alle menschelijke middelen aanwendde om haren ontrouwen echtgenoot, eerst van den dood (want de Nassausche wetgeving was niet mild voor de echtbrekers, die gewoonlijk met den dood werden gestraft), daarna van den kerker, te redden. Eerst van 1571 tot '73, in de gevangenis van het Dillenburgsche Kasteel opgesloten, daarna, dank zij de offervaardigheid van Maria Pypelinckx, die uit haar eigen vermogen de 8000 Thalers losgeld betaalde, tusschen de jaren 1573 tot '78 te Siegen geïnterneerd, verkrijgt het bestaan van den banneling voor de geschiedenis een groot belang, op het oogenblik dat het in verband wordt gebracht met de geboorte van zijn zonen: Philips en PeterPaulus. ‘J'ay fait un acte,’ schrijft later Maria Pypelinckx, ‘que n'a jamais esté veu; je me suis dépouillée de tous mes biens et ai racheté celuy qui l'avoit si mal envers moi mérité, pour l'honneur et bien de mes enfants.’ (Brief van M. P ypelinckx aan Dr. Jacob Schwartz, 1582). Dank zij deze daad mocht thans Rubens met zijn gezin vrij te Siegen leven, maar deze vrijheid was tamelijk beperkt. Het werd hem namelijk streng verboden, op gevaar terug in de gevangenis te worden gebracht, of zijn losgeld te zullen verliezen, zich in het kleine stadje te toonen, en geen enkele maal tijdens | |
[pagina 885]
| |
zijn vijfjarig verblijf te Siegen, mocht hij den kerkdienst bijwonen. Wij bezitten talrijke smeekbrieven van Jan Rubens en zijn vrouw tot Johan van Nassau gericht, om wat verzachting van deze strenge maatregelen te verkrijgen, maar te vergeefs. Ziehier één dezer brieven, aan Johan van Nassau, op 13 Maart 1575 gezonden: ‘Monseigneur, je supplie trés humblement que tant que V.S. par sa grâce me donne la vie, que quant et quant elle me veuille donner le moyen de vivre que porte l'exercice de la réligion (wordt hier bedoeld het Lutheranisme), chose inséparablement annexée à icelle et plus nécessaire à l'homme chrétien, et principalement pêcheur et affligé comme je suis, que le pain; et ne l'ay peu avoir de quatre ans ença’... Het gaat er waarschijnlijk niet zoozeer voor Rubens om het bijwonen van den kerkdienst ‘an sich’, want te Keulen ging hij nooit naar de kerk. Maar zijn afwezigheid aldaar in het kleine, fanatische Siegen zal niet onopgemerkt voorbijgegaan zijn, en schandaal hebben verwekt, waarvan zijn ‘vrome’ vrouw, en zijn kinders, de onaangename gevolgen moesten dragen. Een jaar later schrijft Maria Pypelinckx op hare beurt aan den Graaf: ‘Monseigneur, veuillez permettre que mon mary puisse dorénavent comme il voulait quelquefois aller par dehors entour la ville, pour en ceste briève et belle saison que Dieu donne pour réjouir toute créature, refaire ses esprits langoureux et exercer son corps malade. Il le fera si peu souvent et à telle discrétion, qu'on ne s'en apercevra point, et qu'il n'y aura nul inconvénient en ceste solitude, où son péché est aussi bien notoire à la maison, comme sortant dehors. Si avec celà, V.S. veuillez eslargir le cours de sa clémence, et luy consentir qu'il puisse se trouver aux assemblés christiennes, il priera aussi bien en public pour vous, comme il le fait à la maison...’ (Maart 1576). Maar Johan van Nassau is lang niet zoo onmenschelijk als op eerste zicht wel lijkt. Vergeten wij niet dat hij reeds een groote uitzondering ten voordeele van Dr. Rubens heeft gedaan, met hem niet op het schavot te sturen. Want Rubens, alhoewel Brabander, staat goed en wel in het Graafschap Nassau onder de juridictie van Johan. Dit verwijten hem overigens bijna al zijn verwanten, namelijk de gravin Magdalena von Hohenlohe, die Johan desaangaande reeds in April 1571 daarover schrijft: ‘dass man davon rede, dass er der Schelm die sein Gefangener sei, | |
[pagina 886]
| |
behilflich sein wolle, auszuhelfen. Sie verstetie das nicht, Johan sei doch nie solche Leute old gewesenGa naar voetnoot(4).’ Maar Johan was er vooral op gesteld, zoo weinig ruchtbaarheid mogelijk aan deze onverkwikkelijke zaak te geven, en in ieder geval schandaal te vermijden. Hij wil zich weliswaar mild toonen tegenover den Brabander, maar niet ten koste van het prestige van zijn broeder Willem van Oranje, vooral nu, dat de heele wereld zijn heldhaftigen strijd tegen Spanje gadeslaat. Discretie, discretie, dit is het ordewoord, overigens is dit ook niet het belang van de Rubens'en zelf? Het antwoord van Johan aan Maria Pypelinckx door toedoen van zijn Raad, zal dan, hoe vriendelijk ook, beslist afwijzend zijn: ‘Wie dem allem, hab S.G. sich ihr und ihren Kindern und Freundtschafften zu ehren, bisz anhere dermassen genedig und mitleidlich erzeigt, dass sie dessen sowohl bei der beleidigten (Oranje) unsehlichen Freundtschafften als auch andern hohen und nieder standts Personen nicht geringen verdrusz und unwillen einnehmen müssen, und hett S.G. sich unwillen einnehmen müssen, und hett S.G. sich verschen sie und ihr hauszwirth wurden daran ein genuegen gehat, und in betrachtung was vor fernere beschwerung und gefar nicht allein ihren G. sondern auch ihnen selbst hierausz erfolgen möchte, diese dinge weither nicht erregt noch um fernere milterung angesucht haben, in sonderlicher betrachtung das ihnen die Ursachen der verweigerung etlicher massen vor dieser Zeit genugsamb seyn ahngezeigt worden. Wie dem alles aber, sey S.G. zufrieden diesweil jeso hoch darumb angehalten wirdt das ihr Hauswirth underweilen onvermerckt und unbekannt spaciren gehen möge, wie ihm solchs vor dieser Zeit bewilligt worden; doch haben sie und ihr Hauswirth der sachen jetzigen standt selbst zum besten zu bedencken und da ihnen ettwas wider zuversicht begegnen wurden, das man ihnen doch ungerne gönnen wolt, hatten sie dasselbig ihnen selbst zuzumessen.’ Deze laatste ietwat mysterieuze waarschuwing, is een zinspeling op het gevaar dat Rubens bedreigt, door de verwanten van Anna von Saxen te zullen worden opgelicht en als lastige getuige omgebracht. De Ru- | |
[pagina 887]
| |
bens'en schijnen geen geloof gehecht te hebben aan dit gevaar, maar het heeft werkelijk bestaan, wat blijkt uit later ontdekte oorkonden. Men ziet dat de schijnbare wreedheid van Johan ten overstaan van zijn gevangene, in dat licht gezien, eerder als een daad van bescherming mag beschouwd worden. Wat men vooral van hem verlangt, is discretie, discretie, en nog discretie. Aangaande het kerkbezoek, hoe vroom hij zich ook moge voordoen, geeft Johan een beslist afwijzend antwoord ‘das aber ihren Hauswirth der kirchengang oder sonst offentlich seines gefallens auszugehen gestattet werden soll, solchs kan wohlermelter unser G.H. nach jetziger gelegenheit gahr keinswegs bewilligen, und achtet S.G., die supplicantin und ihr Hauswirth werden selbst erkennen, das solche zulassung des offentlichen kirchengangs nicht allein dem Haus Nassau und den beleitigten Chur- und Fürsten (Anna's verwanten) zu grosser vercleinerung und schimpflichen nachreden gereichen, sondern auch die beleitigte ettwas zu ersten nachdencken, die sonst verbleiben und durch ein eingezogen stillen wandell veroffentlich vermieten könnten werden, mocht verursachen’ (2-3-1576). En was dit beroep op discretie ook niet het belang van Rubens zelf? Beide echtgenooten waren zich daarvan zoo zeer bewust, dat Maria Pypelinckx, de vrome vrouw, niet aarzelde na den dood van haren man te Keulen in het jaar 1587, op het graf van haren echtgenoot een patente onwaarheid te laten griffelen, namelijk dat de oud-schepen van Antwerpen, ononderbroken gedurende 19 jaar te Keulen had vertoefd, en dat zij, Maria Pypelinckx, 26 jaar met hem in volkomen harmonie had geleefd (Seque Coloniam Agrippinam omni cum familia recepit in eaque 19 annos transegit... Maria Pypelinga, uxor, cum qua annis 26 concorditer sine una querela vixit). Zoodoende dacht de edele vrouw den smet die aan de gedachtenis van haren man had kunnen blijven kleven, voor altijd uit te wisschen. | |
Geboorte van Philips en Peter-Paulus RubensGedurende het vijfjarig verblijf van Jan en Maria te Siegen, vermeerderde zich het gezin Rubens met twee zoons: Philips en Peter, respectievelijk in 1574 en 1577 geboren. Dr. Jan Rubens was de lijfeigene van Johan van Nassau ge- | |
[pagina 888]
| |
worden en als dusdanig wettig dood. Maar hij had den moed niet laten varen, en koesterde de hoop toch na een zekeren tijd, in vrijheid gesteld te zullen worden, en misschien ook, na gelukkigen afloop van de Rebellie der Nederlanden in zijn geboortestad te mogen terugkeeren. In een latere akte krijgen wij te lezen, dat Dr. Jan Rubens zich weliswaar te Keulen was komen vestigen, maar ‘met intensie nochtans om het Lant van Brabant nyet te verlaten, hebbende oversulckx soo lange hy hadde geleeft en de nae syn doet, syne huysvrouwe, derselve kinderen als sy eenichsinds bequaem waren geweest, herwaerts over geschikt.’ Deze bewering strookt volkomen met de werkelijkheid. Reeds in 1571 inderdaad stuurde Dr. Jan Rubens twee van zijn nog te Antwerpen geboren kinders, Johan en Clara, bij hunne groot-ouders in Brabant, om aldaar te worden opgevoed. Na zijn dood in 1586 keerde ook Maria Pypelinckx met de nog overblijvende kinders, Blandina, Philips en Peter te Antwerpen terug. Een bijzonder lastig geval zou voor de echtgenoote Rubens de geboorte van kinders tijdens hun verblijf te Siegen worden, want het zou het blijvend en onuitwischbaar bewijs van hunne langdurige aanwezigheid in deze stad beteekenen. Maar als behendig advocaat zou Dr. Rubens wel deze moeilijkheid weten te omzeilen. Inderdaad, indien hij, Jan, gevangen was, Maria daarentegen was volkomen vrij, en mocht naar believen de stad verlaten, en feitelijk niemand kon haar dwingen te Siegen zelf te bevallen. Integendeel, al de partijen hadden belang dat deze gebeurtenis juist niet in deze stad zou geschieden. Wat men later op de grafplaat te lezen kreeg, was niet zoo'n groote onwaarheid als op eerste zicht lijkt, het gaat er eerder om een advocatenspitsvondigheid, want indien het niet juist is dat Dr. Rubens 19 jaar te Keulen heeft geleefd, in werkelijkheid heeft hij aldaar gedurende dezen heelen tijd zijn verblijf gehad. Inderdaad, de echtgenooten Rubens hebben steeds een woning, een soort pied-à-terre te Keulen bewaard, en namelijk in het huis van hun neef en vriend, Raymond Reyngoudt, een uitgeweken apotheker, waar ze hun meubels, boeken en papieren in bewaring hadden. Raymond was op de hoogte der echtelijke tragedie van Jan en Maria en had hen steeds getrouw, in de moeilijkste omstandigheden, bijgestaan. Wij kennen het bestaan van dit pied-à-terre door een brief van Dr. Rubens aan Johan van | |
[pagina 889]
| |
Nassau (26 Sept 1574) waarin hij schrijft: ‘Nous avons une partie de maison à Coulogne, à nostre commendement, avec la commodité d'y vivre secrètement en ménage; s'il plenst à V.S. de permettre que j'y aille en cas de nécessité, à condition de me tenir continuellement en la maison, sans sortir, et en sorte que l'on ne seult pas que j'y fusse, et j'y reviendray incontinent que V.S. me rappelast, ou qu'il seroit mieulx içi, nous aurions grande raison de vous en remerchier, comme n'aiant par ce village içi, nulle commodité pour vivre, à tant j'en supplie trés humblement V.S., s'il se peut faire nostre ménage et biens demeureoient toujours içi, enz. enz.’ Dit schrijft Rubens aan Johan het jaar van de geboorte van Philips, in 1574, en deze Philips gaat door als zijnde te Keulen geboren. Voor ons lijdt dit bijna geen twijfel en zal Maria Pypelinckx in haar pied-à-terre te Keulen, omringd door haar goede vrienden, haar verlossing hebben gewacht, om aan haar zoon Philips aldaar het leven te schenken. | |
Geboorte van Philips te KeulenVolgens de overlevering zou dus Philips te Keulen geboren zijn. Weliswaar bestaat er in deze stad geen enkele oorkonde daaromtrent (overigens ook niet te Siegen). Geen wonder! Slechts bij de Roomschgezinden uit dien tijd, bestaan er officieele geboorteakten in de doopregisters of Liber Baptistorum der kerken. En noch Philips, noch Peter zijn gedoopt, aangezien te dien tijde, hun ouders nog volbloedige Lutheranen waren. Reeds in 1568 was Dr. Rubens te Keulen als verdachte aangeteekend ‘gegen des Herren Pastors Haus, über, wohnet ein gewessener Schöffen zu Antorff, der kein Kirche frequentirt’, luidt het (hierdoor wordt bedoeld de Roomsche kerk). Wat Maria betreft zij had zich reeds lang, onder invloed misschien van haar moeder Clara de Trouion, als Luthersch-gezinde verklaard. Aangaande de religie schrijft haar man uit de gevangenis, wanneer hij Maria aanraadt terug te Antwerpen te gaan wonen: ‘Ghy weet hoe dat ghy U gehouden hebt hier voermals ende hoe dat u moeder noch doet.... het is te Antwerpen goed doen... Ghy vindt t' Antwerpen altijd die het sacrament onder de twee gedaanten administreeren (dit is naar Luthersch gebruik); de predicatieën en | |
[pagina 890]
| |
kunnen u niet besmetten; voorts in huys sult ghy de postillen van Luther lesen, ende den huysboeck van Bullinger, ende voorts God bidden.’ Op 21 Januari 1571 mocht Rubens zijne vrouw nog tot voorzichtigheid manen, want in deze jaren waren de Lutheranen te Antwerpen nog aan bloedige vervolgingen blootgesteld, zelfs nog in 1574 toen Philips geboren werd. En wij onderlijnen dit feit, omdat in 1577, het geboortejaar van PeterPaulus, de gebeurtenissen te Antwerpen en in de Nederlanden, een heel ander verloop hadden genomen, namelijk nu dat de Staatschen triomfeerden, kreeg de hervorming vrije teugels in onze gewesten. Maar loopen wij deze gebeurtenissen niet voorop en komen wij terug tot Philips. Het is te veronderstellen dat voor de niet katholieke kinderen, waarvan de naam dus niet voorkwam in de kerkelijke doopregisters, een geboorteakte werd opgesteld, door enkele getuigen onderteekend, misschien door den behandelenden arts en de vroedvrouw, een akte die later als officieel bewijs zou dienst doen, en in de handen der ouders bleef. Dit zal ongetwijfeld het geval voor Philips geweest zijn. Anders zou hij nooit later zijn Brabandisatie verkregen hebben. Overigens, Dr. Jan Rubens, een uitnemend jurist, zal wel daarvoor hebben gezorgd dat de zaken van zijn kinders goed in orde waren. Wat deze Brabandisatie betreft, ziehier wat Génard daarover schrijft: ‘Na den dood van haar echtgenoot toog Maria met hare kinders terug naar Antwerpen. Philips die denzelfden weg als zijn vader was opgegaan na zijn studies te Leuven, Padoua en Rome schitterend te hebben voltrokken, bekwam in deze laatste stad, op 3 Juni 1603 zijn diploma van Dr. in Jure Canonice et Jure Civile. Terug in zijn vaderland gekomen, bevond zich weldra Philips in een uiterst moeilijken toestand. Hij had weliswaar de hoogste graden in de rechtsgeleerdheid bekomen, maar door zijn geboorte te Keulen, bevond hij zich onbekwaam om een openbaar ambt te bekleeden in de staten van Albertus en Isabella. ‘De registers van den Raad van Antwerpen behelzen, dat bij het afsterven van den secretaris Bocchius, de voorzeide Raad, Philips Rubens tot het bedienen van dit ambt verkoos, en daar deze Philips te Keulen geboren was, vonden zij zich verplicht een smeekbrief aan de Drie Ordens in te dienen, opdat hun voornemen het noodig en gewenscht gevolg kon bekomen. De Akte van Brabandisatie werd desaangaande van Philips geëischt en op 15 | |
[pagina 891]
| |
November 1606 verleend. Uit die Akte ontleenen wij volgende particulariteiten, die onze thesis komen staven. Akte van Brabandisatie: ‘Alsoo Meester Philips Rubenius, mijne heeren prelaten, edelen, ende gedeputeerden van de vier hoofdsteden, representeerende de drye Staten des Landts ende Hertochdom van Brabant bij syne supplicatie vertoont ende te kennen gegeven hadden, hoe dat syn vader, meester Jan Rubens, was geweest een geboren Brabander ende Poorter der Stadt, hebbende gepasserd aldaar den besten tydt van syn leven en de oyck medegeweest van de Weth aldaar, dan als soo ondertusschen waren opgestaan de leste troebelen daerdoirs vele personen hunne woningen ende vaderlandt hadden moeten verlaten, zoo ware mede gebeurt, dat syn voirs vader hem oick eenighen tydt hadde gehouden te Keulen, alwaar hij alsnoch eenighe kinders by syn huysvrouwe hadde vercregen, ende namentlich den verthoondere, met intencie nochtans het Lant van Brabant nyet te verlaten, enz. enz.’ Uit deze oorkonde blijkt dat Philips' geboorteakt van Keulen, nauwkeurig door den Raad van Brabant onderzocht, als geldig werd beschouwd, aangezien Philips zijn Brabandisatie verkregen heeft in 1606. Dit bevestigt nog eens onze bewering, dat de angstvallige bekommernis der ouders Rubens, om ieder spoor van hun echtelijke tragedie te doen verdwijnen, ze inderdaad zal hebben genoopt, hunne kinders, buiten Siegen te laten geboren worden, wat het bestaan van hunne Keulsche woning uiterst vergemakkelijkte. | |
Geboorte van Peter-Paulus RubensEens te meer was Maria Pypelinckx in blijde verwachting. Zij zou ongetwijfeld voor de tweede maal zich naar Keulen begeven hebben, om aldaar in haar pied-à-terre te gaan baren, ware het niet dat de gebeurtenissen in de Lage Landen een dusdanig verloop hadden genomen, dat thans het vaderland open stond, zooniet voor Dr. Rubens, dan toch voor zijne echtgenoote Maria Pypelinckx. Geen vier dagen na de Spaansche Furie, die de stad Antwerpen in een bloedbad herschiep, waarin ongeveer 10.000 menschen het leven lieten, werd op 6 November 1576, te Gent, de vermaarde | |
[pagina 892]
| |
Pacificatie gesloten, waarbij een sluier over àl de tijdens den opstand voorgevallen feiten werd geworpen en teruggave van al de aangeslagene goederen werd vergund. ‘Doch, schrijft desaangaande Génard, de gewichtige placcaten werden te Antwerpen niet afgekondigd, daar deze stad als overwonnen gewest door de Roda werd behandeld. Eerst op 26 Februari 1577 werd de zoo lang betrachte Pacificatie te Antwerpen uitgebazuind en den 20en Meert daarna, ontvingen de Spaansche troepen het bevel onze vestingen te verlaten. De Scheldestad was eindelijk vrij en aan het algemeen bestuur des vaderlands terug geschonken.’ Ware Dr. Rubens niet de lijfeigene van Johan van Nassau geweest, het lijdt geen twijfel dat hij onmiddellijk met zijn gezin Duitschland verlaten zou hebben om in zijn vaderland terug te keeren, er zijn verbeurde goederen te gaan eischen en om aldaar terug te gaan leven en zijn ambt uitoefenen. Maar dit was voorloopig onmogelijk. Zijn vrouw daarentegen mocht nu, zonder gevaar voor haar Lutherschgezindheid aangehouden te worden, in haar vaderstad terug keeren. Nauwelijks was Antwerpen onder het wettig beheer der nationale overheid, die voor Dr. Rubens en al de bannelingen het land terug opende, of men ziet hem zich tot den graaf Johan wenden, ten einde toelating te krijgen om, zooniet naar de Nederlanden terug te keeren, dan toch te Keulen een akte te gaan verlijden die voor hem van het grootst belang was. ‘Le souverain bien que j'ay receu de V.S.,’ luidt het, ‘me faict éspérer que prendra de bonne part, si j'ose demander, me confiant grandement à votre pitié, chose de moindre importance, ce qu'est maintenant que cette paix me rend mes biens, veuillez consentir que les puisse appréhender et saisir, ce que ne se peut faire sans ma procuration laquelle je ne suis passer içy, pour n'estre le sceau de ceste ville cogneu en mon pais, et y avoir pareille difficulté au vidimus qu'on pourrait prendre à Coulogne, comme j'ai expérimenté. A tant Monseigneur, je supplie trés humblement tant que je puis, voyant ceste necessité et importance de l'affaire, que vostre Seigneurie permette que je puisse faire un tour secrètement jusques à Coulogne pour eet effect, à condition que je n'y séjourne non plus que deux ou trois jours sans bouger de la maison de Rémond, et que ma femme et mes enfants, avec nostre précedente caution, vous demeurent pour cela affecté. Je prends le temps un peu long, pour cependant pouvoir achever quelques comptes que | |
[pagina 893]
| |
j'ay avec Rémond, et revoir mes livres et papiers qu'y y sont. Vostre Seigneurie a peu voir que, n'aiant eu obstacle de m'absenter du tout si j'eusse voulu, j'ay tenu (comme je suis tenu et veult toujours faire) ma parole en tous temps et doit estre asseuré que je mettrai peine, que par cecy il n'y viendra nul inconvenient ni scandale. De Vostre Seigneurie trés humble serviteur et prisonnier, J. Ruebens.’ Uit dezen brief blijkt, dat Dr. Rubens zinnens is een volmacht op te stellen, die zal toelaten aan zijn plaatsvervangers zijn verbeurde goederen, die hij zelf in de Nederlanden niet mag gaan terug eischen, uit zijn naam in bezit te nemen. Maar daar de zegel van Siegen zoogezegd in onze gewesten onbekend is of eerder, omdat Dr. Rubens niet wenscht dat men in Antwerpen het bewijs zou hebben dat hij in dit verlaten stadje verblijft, vraagt hij verlof aan den Graaf, om in Keulen deze akte te gaan opstellen. Daar de Graaf evenmin ruchtbaarheid over dit verblijf van Rubens te Siegen wenscht, werd deze toelating verleend om naar Keulen te gaan, wat overigens niet de eerste maal gebeurde, indien wij den brief van Rubens goed begrepen hebben. De kantteekening op den brief bewijst overigens dat onze oud-schepen in den loop der maand April 1577, Siegen heeft verlaten en in plaats van drie, ongeveer 12 dagen afwezig is geweest. Buiten zijn verbeurde goederen, moest Rubens te Antwerpen nog in het bezit komen van de nalatenschap van zijn stiefvader: Jan de Lantmeter, in 1575 overleden. Desaangaande werd volgens getuigenis, op 20 April 1577, te Keulen, door het Magistraat dezer stad, een akte verleden, waarbij machtiging verleend werd: le aan Maria's ouders, Hendrikus Pypelinckx en Clara de Trouion, 2e aan Dyonisos Pypelinckx, haren oom, alsook aan 3e Philips de Lantmeter, Jan's halfbroeder, en vooral aan Maria zelf, om te Baesrode, bij Dendermonde, in het bezit te komen van een eigendom, Jan's aandeel in de nalatenschap van Jan de Lantmeter. Het is met de volmacht van haren echtgenoot voorzien, dat Maria nu de talrijke reizen naar onze gewesten onderneemt, om aldaar haar en haar man's zaken te gaan beredderen. Talrijke getuigenissen dezer reizen zijn in de oorkonden bewaard gebleven. De reis Keulen-Antwerpen was tamelijk gemakkelijk; men kon namelijk heen en terug op acht dagen, zoo druk was het verkeer, niet enkel tusschen beide steden, maar tusschen al de andere | |
[pagina 894]
| |
Duitsche Hansasteden en Antwerpen en de diensten waren goed ingericht. De reis per boot langs Rijn, Maas en Schelde, was weliswaar langer, maar ook veiliger. Voor de Vlaamsche en Nederlandsche vrouwen uit dien tijd, die gewoon waren zich vrij te bewegen, ‘en zelfs zonder begeleiding te reizen’ (Guiccardini), beteekende de afstand Keulen-Antwerpen niets afschrikwekkends, ook niet voor Maria Pypelinckx, die nog een jonge vrouw van nauwelijks 39 jaar was. In de maand Mei is ze naar Antwerpen getrokken, en voor de terugreis, in begeleiding van hare oude gebrekkige moeder, heeft zij den waterweg gekozen. Dit weten wij stellig, want in een lateren brief aan Johan van Nassau (14 Juni 1577), schrijft zij dat zij onderweg zijn broeder, Willem van Oranje getroffen heeft: ‘Dieu m'aiant donné le moyen inespéré de pouvoir supplier à Monsieur le Prince d'Orange, votre frère, afin qu'il nous laisse, avec la généralité, jouir aussi un peu par sa grâce de ceste paix que par sa sage et saincte conduite, nostre pais a recouvert, avec l'espérance qu'avec luy, suivant son doux naturel et à l'exemple de celuy qui lui a fait tant de bien jusqu'à l'éléver si hault et faict glorieux par dessus tout autres’... En aangezien Oranje zich in deze maanden onafgebroken te Geertruydenberg aan de Maas opgehouden heeft, is het duidelijk dat Maria en hare moeder 't zij bij het gaan, 't zij bij het terugkeeren den waterweg verkozen hebben. Nog veertien dagen scheiden Maria van hare bevalling. Zij bevindt zich nog te Siegen, met hare moeder. Maar zij waagt het toch nog in den hoogsten graad van zwangerschap de lange reis naar Antwerpen te ondernemen. Zij had daar nog op 28 Juni een zaak te onderhandelen te Antwerpen, namelijk een rente op de stad Antwerpen af te korten. Wat moet haar verlangen groot geweest zijn, om zoo ver van haren man allicht, maar ook ver van het gehate Siegen, in haar vaderstad, het kind der zegepraal te baren... Overigens, wanneer men een zoo verwende vrouw als Anna von Saxen ‘in alle der grossen kalte und ungemach, mitt meinem grossen schweren Leibe’ naar den Prins van Oranje een lange reis naar Mannheim ziet ondernemen (Brief van Anna aan Willem op 20 October 1569), hoe zou een Maria Pypelinckx dan geaarzeld hebben? Haar kind dat bestemd was later in deze gewesten te leven, moest, en zou te Antwerpen geboren worden. | |
[pagina 895]
| |
Wij zijn reeds op 14 Juni. Op minder dan 5 dagen, dus op 19 Juni, kon Maria te Antwerpen zijn. Van het bestaan eener dergelijke reis van Maria naar Antwerpen hebben wij weliswaar niet het minste bewijs, maar aangezien Peter Paulus Rubens later zelf beweert geboren poorter van Antwerpen te zijn, kan het niet anders of deze reis heeft werkelijk plaats gehad. Wij zagen dat àl de tijdgenooten van Philips en Peter-Paulus als hun respectievelijke geboorteplaats Keulen en Antwerpen aanduidden. Uit deze eerste bewering, namelijk deze van de geboorte van Philips te Keulen, blijkt dat men in de XVIIe eeuw, toen de Contra-Reformatie hoogtij vierde, niet de minste moeite heeft gedaan om het politiek verleden van Dr. Jan Rubens en wat daaruit voortvloeide, te verbergen. Overigens, hij was een té belangrijk personage, zijn aandeel in het politieke leven van Antwerpen tijdens de Rebellie was té groot geweest, hij behoorde té zeer tot het publieke leven, opdat een zoo belangrijke gebeurtenis als zijn verbanning te Keulen, geen ruchtbaarheid zou gebaard hebben. Maar anders ging het er om zijn privaat leven, waarover zoo goed het ging, de sluier der vergetelheid geworpen was geweest. Overigens, Pieter-Paulus zal zelf later bekennen dat hij tot zijn tiende jaar te Keulen heeft geleefd, zonder daarbij te voegen weliswaar, dat hij daar geboren zou geweest zijn, wat toch voor hem geen erger gevolgen zou kunnen hebben, dan voor zijn broeder Philips, die feitelijk in het publieke leven (vooral in de aanvang) een véél belangrijker personage was, dan een eenvoudig schilder. En juist het bekennen van deze geboorte van Philips te Keulen, en de latere Brabandisatie die er uit voort zou vloeien, is voor de voorstanders van de Antwerpsche geboorte van Peter-Paulus, het schitterendst argument. Want ware dit niet het geval geweest, zou Peter voor dezelfde moeilijkheden hebben gestaan, als zijn broeder, en zelfs vóór hem, bij gelegenheid namelijk van zijn opname als ‘Meester schilder’ in de St. Lukasgilde in 1598. Want ‘niemandt,’ luidt het, ‘en sal in de voors’ Gulde comen, ende de neringhe hanteeren, hy sal tierst poorter syn, ofte naerster Vierscharen, nae dat hy in de Gulde ontvangen sal syn, poorter moeten worden.’ - ‘Welnu,’ schrijft Génard, ‘de meerderheid dergenen, die de ware geboorteplaats van Rubens trachten te bepalen, onderzoeken de doopregisters der parochies, zonder in dezelfde iets desaangaande te vinden. Zij denken dat er geen twijfel over- | |
[pagina 896]
| |
blijft aangaande de godsdienstig- en staatkundige gevoelens van Dr. Jan Rubens.’ Hoe zou onze Peter op het doopregister kunnen gevonden worden (vooral in 1577 waar de Hervorming in onze gewesten hoogtij viert)? Een aanklever der Hervorming zou immers zijn kinderen niet in de doopregisters der Roomsche kerk hebben laten inschrijven, en Maria zelf en hare ouders waren ook Luthersgezind, en haar schoonbroeder: Philips de Lantmeter was een der vurigste aanhangers van Willem van Oranje te Antwerpen, en zou een dezer fameuze Antwerpsche kolonellen worden, die het zouden beproeven de dictatuur van den Zwijger in te voeren. ‘Bijgevolg gaat Génard voort, de afwezigheid van den naam Peter-Paulus Rubens in de doopregisters zoo min te Antwerpen als overigens te Keulen of Siegen, kan tot eenig bewijs ten nadeel van de eene of de andere stad strekken.’ Maar indien hij elders dan te Antwerpen geboren ware, hadde hij evenmin als zijn broeder zonder akte van Brabandisatie, of aanwerving van het Poorterschap, noch zijn beroep kunnen uitoefenen, noch aan de hooge waardigheden welke hij aan het Hof of in zijn stad bekleedde, kunnen geraken, vooraleer hij als burger aangenomen, en in het poortersboek ingeschreven ware. Het besluit luidt dus, volgens ons: Peter kocht noch verkreeg ooit het Antwerpsche Poorterschap. Onze volledige, zeer zorgvuldig gehoudene boeken zijn daar om dit te bewijzen, en Peter verklaarde zelf onder eed, bij het afleggen van een getuigenis, geboren poorter van Antwerpen te wezen. Het kan niet anders of hij, weliswaar te Siegen verwekt, werd op 29 Juni 1577 te Antwerpen geborenGa naar voetnoot(1). |
|