Westland. Jaargang 1
(1942-1943)– [tijdschrift] Westland–
[pagina 848]
| |
I.Ik kan niet eten en ik kan niet slapen...
ik tril van woede en mijn oogen vlammen;
wie kan zich wasschen en zich rustig kammen
als hij die kindermondjes zóó zag gapen?
Ik vind geen woorden voor mijn woede en walg
en kan ternauwernood uw naam vernoemen.
God moet u onherroepelijk verdoemen
en doodslaan als een ekster op de galg.
Ik heb geduizeld bij die beken bloed
van tweemaal honderd en hoevele kinders
die gij, als met een hamertje de vlinders,
vermorzeld hebt onder uw bommenknoet.
Deze aarde heeft geen straten veil gelaten
en door het ijle zijt gij voortgevloden:
maar 't bloed van onze duizenden gedooden
kleeft aan uw ziel als honing aan zijn raten.
Zie: 't water waar gij u in wascht moet rooden,
het kind dat gij omhelst versmachten;
tot puin verpulvren en verzengde zoden
elke kamer waar gij gaat vernachten.
| |
[pagina 849]
| |
En elke voet dien gij verzet 't geluid
vertolken van de bommen; en het kraken
der woningen, de kussen om uw kaken
van elke nieuw gevierde bruid.
Ik vind geen woorden voller van mijn haat
om u te laken, lage, laffe zielen
die samen met de grinnikende anglofielen
in 't schandelijk gelid der barabbassen staat.
Kon ieder woord het leven wedergeven
aan deze schaapjes en hun zielken baten,
ik riep er duizenden mijn gansche leven;
want wie ze sterven zag zal eeuwig haten.
| |
II.Gij moet niet aarzlen, sla maar toe,
die menschen immers zijn hun leven moe;
maar veeg uw voeten voor gij binnentreedt
want in die huizen schuilt onmenschlijk leed.
Gij moet uw hoed niet afdoen en niet buigen
en zelfs uw medelijden niet betuigen
maar stil zijn, want de harten zijn gebroken:
de Engelsche bommen hebben hier gesproken.
Zijt gij Amerikaan of Engelschman?
Vraag Churchill eens voor mij of het niet anders kan:
het is wel niet zoo erg, het zijn maar kinderlijken
en 't gaat wel degelijk om wereldrijken?
| |
[pagina 850]
| |
Maar ziet ge: in Vlaanderen hebben we gevoel;
een hond, een kat, een keukenstoel,
een vrouw, een kind; tranen en bloed:
het ligt loodzwaar te drukken op 't gemoed.
Maar als 't niet anders gaat, sla dan maar toe:
wejlicht zijt gij uw eigen leven moe
en wilt ge liefst de wereld onderstboven keeren;
maar kijk niet om: wij zijn beschaamden zonder kleeren.
| |
III.Vrees genen vijand niet: wij overwinnen;
is elke nederlaag geen zegepraal
voor wie de vrijheid boven God beminnen
en trouw zijn aan hun bodem en hun taal?
Het hart der volken is niet eens gebroken:
gebogen hoofden schuilen in hun kracht.
Eens wordt opnieuw 't bevrijdend woord gesproken
en elke hand weer aan het zwaard gebracht.
Wij zullen zweren op het graf der dooden,
het voorhoofd teeknen met 't vergoten bloed
en toeslaan: hel of hemel aan de joden
maar óns de vrijheid! of de galg voorgoed.
|
|