resultaat. Het kon moeilijk anders, maar toch is het goed dat het eens op deze wijze werd aangetoond.
In het eerste hoofdstuk teekent Smits ‘een levensbeeld’ van den auteur, aan de hand van persoonlijk-familiale gegevens, brieven, Uitlatingen aan vrienden of interviewers, en ook van zijn werk dat ten deele zeer sterk, ten deele volledig autobiografisch van inslag is. De zeer nauwe familiale en vriendschapsbetrekkingen van den essayist met den behandelden schrijver stellen ons gerust dat dienaangaande geen knollen voor citroenen worden verkocht. Het hoofdbestanddeel van het boek is vanzelfsprekend gewijd aan den prozaschrijver Elsschot, waarbij de romans worden gegroepeerd in: Eerste werken (Villa des Roses, Een Ontgoocheling, De Verlossing), Boorman en zijn Zakenwereld (Lijmen, Het Been, Het Tankschip), Laarmans en zijn Zakenwereld (Kaas) en: Laarmans en zijn Familieleven. (Tsjip, de Leeuwentemmer, Pensioen). Elk werk wordt dan afzonderlijk uitvoerig behandeld: samengevat naar den inhoud, gesitueerd in het gezamenlijk oeuvre van den schrijver, psychologisch en letterkundig ontleed. De aandacht wordt gevestigd op steeds weerkeerende motieven of personnages, minder opvallende eigenschappen, eigenaardigheden of karaktertrekken worden naar voren gehaald, en ten slotte wordt de behandeling besloten met een synthetisch waarde-oordeel voor het besproken werk. Na den prozaschrijver te hebben behandeld, volgt een hoofdstuk over den dichter, waarin verschillende verzen volledig worden geciteerd, en waarin Smits ook niet aarzelt, zijn eigen opvatting door het aanhalen van de zienswijze van anderen weer te geven. Het ‘besluit’ brengt dan de synthese van alle resultaten die het voorafgaandelijk onderzoek opleverde.
Men hoeft in het werk van Frans Smits over Willem Elsschot geen onthullingen te zoeken of verrassende formuleeringen. Sterk persoonlijk getinte beschouwingen of lyrische ontsnappingen op kosten van den behandelden auteur biedt het evenmin. Smits heeft met deze uitvoerige studie niet zich zelf, maar alleen Willem Elsschot willen dienen. En dat is hem op overtuigende wijze gelukt. Het is zuiver en eerlijk werk van een knap vakman-met-de-pen, en zonder één enkele misprijzende bedoeling t.o.v. een andere, meer creatieve werkwijze, (beide vullen mekaar aan), durf ik zeggen: we hebben in Vlaanderen tekort aan dergelijke soliede literaire ‘documenten’. Wanneer ze bovendien, zooals het boek van Smits, dan nog worden aangevuld door een volledige bibliografie van en een bijna-volledige over het werk van den schrijver, benevens een verzameling grootendeels nooit gepubliceerde foto's, ook van handschriften, en een uitvoerige proeve van omwerking van een gewonen familiebrief tot het eerste hoofdstuk van ‘De Leeuwentemmer’, dan moeten ze elken literatuurliefhebber een duurbaar bezit worden.
Bert Ranke