Westland. Jaargang 1(1942-1943)– [tijdschrift] Westland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 408] [p. 408] Lode Quasters Moeder Indien de aarde zacht en mild kan zijn en mos en kruiden in den zomer zingen, of nevel kan gelijken aan satijn en elke korrel zand frissche seringen: Indien de Heer waarvan de priesters spreken goed en rechtvaardig is zooals niet één ook voor de dooden zonder rijken steen, en elke zwakheid niet verlangt te wreken: O moedertje, dan ligt gij ginder veilig en onverganklijk in uw kleine graf, het eenige wat u de wereld gaf dat niet beneden wordt, gerust en heilig. Want hier in deze grijze winterstad zijn wij zoo hopeloos en diep verlaten, waar menschen wonen die elkander haten of heimelijk verdrummen op hun pad. Uw eigen kindren zijn uiteengeslagen en gaan elkander in de straat voorbij met onverschilligheid zooals de dagen elkander volgen in hun ijle rij. Ze brengen op uw graf een pot met bloemen eer om elkaar den duivel aan te doen en zich op een genegenheid te roemen gewaterverfd op een ontleend blazoen. [pagina 409] [p. 409] Nietwaar, ze twistten om uw beste kleeren toen zij u in het gasthuis zagen schreien; en gij hebt moeten hooren in hun vleien hoe reeds 't verdriet gedempt werd door begeerea. O gij, mijn moedertje, moet mij verstaan die, door de oogen van den dood gekeken, eenzaam uit deze wereld zijt geweken zonder een snik te hooren noch een traan gezien te hebben van uw eigen kinders waarbij het hart omkantelde in zijn bloed: want menschen zijn gelijk de zomervlinders en gaan en komen met gelijken spoed. En gij, mijn stille vader, zult begrijpen: - gij die gehavend werdt gelijk een boom en alle smart der wereld voelde nijpen in uw klein hart vol huiverigen schroom; gelijk een boom die, door den wind bestormd, gegeeseld wordt en in de kruin ontbladerd en door den tijd gekloven en vervormd, niet eens herlevend als de zomer nadert. - Niets is zoo wankelbaar dan warm geluk en duizend andre onstoffelijke dingen, waaraan nochtans een hand het felst kan wringen: zij sprongen vóór uw brekende oogen stuk. [pagina 410] [p. 410] De wereld wordt niet beter, weet gij nu, en wat een moeder doet gaat eerst verloren: dààr in het gras zult gij wel nimmer hooren één kind dat troosteloos verlangt naar u... Het staat den man niet op een graf te weenen maar bijna daaglijks krop ik om uw dood alsof mijn keel gelijk een stroom vol steenen gelegen had in den geweekten schoot. Het lijkt zoo droevig in dit drukke leven, o moeder, voor de wereld blind en doof. Gij kampt niet voor behoud, geluk, geloof; gij moet niet voor nabije toekomst beven. Indien het waar kan zijn dat goede geesten en dat de menschen nimmer zooals beesten doelloos verpulvren in hun eigen rot: de zielen voeren tot den troon van God Rust zacht dan, lieve moeder, in uw aarde; en stijg weldra door wolk en winden heen tot het geluk dat God voor u bewaarde... want hier vervloeien wij voorgoed uiteen. Vorige Volgende