Werk. Jaargang 1(1939)– [tijdschrift] Werk– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 53] [p. 53] [Gedichten] De hovenier Hij heeft zijn hart verdeeld tusschen de roode rozen, die groeien aan den zuidkant van den gaard, en de verwachting van den appelbloei, - den brozen, wiens nedersneeuwen hij verrukt bestaart. Want als de winden naar het westen keeren en dieper zinken naar de jonge middagzon, waarlangs hartstochtelijk de zwaluws scheren dan zingt hij woordeloos: kom van den Libanon. Hij voelt de voorkeur van de bedden in hun geuren en zijn gebaren bij het zaaien zijn barmhartigheid. Eén zenuw in zijn vingren, om de planten op te beuren, bewaarde hij standvastig uit zijn kindertijd. De zuivre zomerweelden wekken melodieën, die niemand hoort dan hij, de hovenier. Hij stemt de mandolienen van de bieën op 't rijpen van de bloemen af, profetisch schier. Hij steekt de vuren aan als wierookvaten, wanneer hij de eerste bladeren gevallen vindt; hij mengt de geuren magisch van de honingraten en van chrysanten in den snellen najaarswind. Hij plukt den laatsten appel en de laatste rozen, terwijl zijn handen trillen in de schuine zon; hij heeft met zorg en kennis dezen dag gekozen: hij weet, hoe zestigmaal de winter zoo begon. [pagina 54] [p. 54] Besloten avond met twee vrouwenbeelden van Frans Van Ranst Grauwe gestalten naast den grijzen muur, in uw aanwezigheid volkomen ongeschonden van dezen avond, wie heeft u gezonden en toevertrouwd aan dit verbloeiend uur. Hoe kon uw schepper u terwille zijn, toen gij tezamen waart in zijn verlangen? Hoe liet zich elk van u zoo weerloos vangen in zijn doorvaren handen van een jonge pijn? Maar even vreemd vind ik u hier bijeen met mij en die muziek en 't avonddalen, nog langs het raam wat half-gedoofde stralen, en zoo verborgen, zoo afgrondelijk alleen. Waar zijn we, vrouw, die over 't aardsche blikt en vrouw, die wil uw menschlijkheid begrijpen, wijl in uw prille lichaam de beloften rijpen, door eeuwen leven uw geboorte toebeschikt? Wat hebben uit de diepte wij gedolven van dit uur? Het is voorbij, het heeft u onberoerd gelaten, gij bleeft aan gene zij van liefde en haten, gij, grauwe vrouwen naast den grijzen muur. Maar ik bedreef het spel van uw verrijzenis, - en nu muziek en licht zijn weggestorven, heb ik het bitterzoet gewin verworven van dieper eenzaamheid in stilte en duisternis. JAN VERCAMMEN Vorige Volgende