[Nummer 1]
Ter inleiding
Reeds enkele jaren hebben zij, die niet bij voorbaat afwijzend stonden tegenover nieuwe namen, in sommige letterkundige tijdschriften de bescheiden opkomst van een jonge generatie kunnen gadeslaan. Deze jongeren en jongsten en in elk geval geheel nieuwe verschijningen zullen in dit maandschrift gelegenheid tot ontplooiing vinden, grooter dan tot dusverre mogelijk was, doordat een eigen orgaan ontbrak.
Hoewel het volkomen waar is, dat deze generatie niet verbonden wordt door één leidende idee, is het niet minder waar, dat men dit geen tekort kan noemen - integendeel. De afwezigheid van een principe bewaart ons voor slavernij aan dit principe. Ons eenige criterium is kwaliteit.
Wat de jongeren op het oogenblik gemeen hebben en hen mettertijd wellicht zou kunnen vereenigen, is hun wantrouwen in en hun afkeer van groote woorden, holle phrasen en massaal hoera-geroep, waarmee men thans het intellect tot zwijgen poogt te brengen en het zuiver gevoel tracht te verwarren; dit een leidende idee te noemen ware overdreven: het is slechts een antipathie, die door het meerendeel gevoeld wordt.
Wij hopen dat de jonge schrijvers van Nederland en Vlaanderen elkaar zullen vinden in ons tijdschrift, dat wij den naam ‘Werk’ gaven, om aan te duiden, dat wij althans op dit terrein, den scheppenden arbeid den voorrang boven de kritiek verleenen.
DE REDACTIE