Vrye Landbouwers Gezangen(1790)–Anoniem Vrye Landbouwers Gezangen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 25] [p. 25] Mengelzangen. [pagina 27] [p. 27] De lente. Wys: Malbroek gaat naar den oorlog. De Winter is verdweenen, De Lente is weêr verscheenen, Het dorre is schier verdweenen, De Lente treedt nu aan, Om hand aan 't werk te slaan. Het aardryk krygt weêr leven, Het wil ons vruchten geven; Ja 't aardryk krygt weêr leven, En 't lieve Lent-zaizoen Maakt alles weder groen. Nu kan ik naar genoegen Weêr lustig spitten, ploegen; 't Afwislend landgenoegen Komt nu weêr aan de hand; Ik poot, ik zaai, ik plant. Men ziet de bloemen praalen; Men hoort de Nagtegaalen: De schoone bloemen praalen, En al het Pluimgediert' Zingt, kweelt en springt en tiert. [pagina 28] [p. 28] Het gras komt mals en zoetjens Ten voorschyn voor myn Koetjens; Het malsche gras komt zoetjens Ten voorschyn overäl; Het Vee moet van den stal. 't Vooruitzigt op myn rente, ô Schoone lieve Lente! Voorspelt my reeds myn rente, Streelt my van tyd tot tyd, Door vruchten van myn' vlyt. Kom lustig nu begonnen; Tyd-winst is 't eerst gewonnen, En daarom nu begonnen; Die vlytig is maakt spoed, En werkt met frisschen moed. Ja, werkzaam moet men weezen, Dit wordt elk aangepreezen; Men moet niet werkloos weezen, Dit eischt myn vaderland; Kloek is de boerenstand. Vorige Volgende