De vrolyke zang-godin, opheffende veelerhande ernstige en boertige gesangen, kusjes en drink-liederen
(2012)–Anoniem Vrolyke zang-godin, De– Auteursrechtelijk beschermdSang aan KlorisVois: Courante la bare1.
Als een die in het duyster leefd
En nooyt het ligt der gulde son siet stralen,
Nog Ga naar voetnoot+ uyt haar glans vermaak kan halen
| |
[pagina 111]
| |
Schoon sy Ga naar voetnoot+ 't heel al een ware blijdschap geeft,
Sijn ook mijn oogen sonder ligt
Wanneer ik mis, mijn Kloris Ga naar voetnoot+ , uw gesigt:
De gulde son kan my self niet behagen Ga naar voetnoot+
Als sy vol vreugd
Komt 's morgens dagen
En elk een verheugd.
2.
Maar als my uw gesigt bestraald,
Dan sie ik mijne blijdschap weer herleven,
Mijn oogen weer verligting geven
En mijne smerte met vermaak betaald;
Dan laat mijn mond van klagen af,
Dan rijst mijn geest als uyt een duyster graf;
Ja, uw gesigt doet al mijn ramp verdwijnen,
Als Ga naar voetnoot+ Phoebus oog
De nagt gordijnen
Schuyfd van 's hemels boog.
3.
Uw oogen, so vol glans en vreugd,
Doen mijne ziel door suyver vuur ontfonken,
Niet door een ligt nog dertel lonken Ga naar voetnoot+
Dat haast ontsteekt de ligt ontfonkte Jeugd,
Maar door haar zedige gezigt
Dat mijne ziel tot ware min verpligt,
Als uwe mond, door kragt van soete reden,
My raad op 't pad
Der deugd te treden,
En waardeerd die schat. Ga naar voetnoot+
| |
[pagina 112]
| |
4.
Ik haak te regt dan na het ligt
Van uwe kuysche en schoone Oogen
Waar in de liefde haar vermogen
Met so veel kragt en luyster heeft gestigt;
Ik roem te regt haar ware kragt,
Die mijne ziel in uwe boeijens bragt,
Die ramp nog Nijd onmogelijk kan slaken
Mits sy mijn hert
Steeds vaster maken,
Self in druk en smert.
5.
De laster der gevloekte nijd
Mag vry vol spijt Ga naar voetnoot+ u flonkeren begrimmen:
De Gulde son is op haar kimmen,
Mijn waarde, nooyt van nevelen bevrijd;
En wijl sy Ga naar voetnoot+ siet dat ik haar doem
En so vol drift Ga naar voetnoot+ u waarde gaven roem,
Tragt sy vol spijt uw luyster te verdoven.
Maar nooyt kan zy
Uw eernaam rooven,
Van haar smetten vry.
6.
Haar gal verbreekt nooyt ware trouw,
Die, door de kragt der reden vast geklonken,
Vereende zielen doet ontfonken,
Bevryd van twist en knagend naberouw.
Schoon sy haar schigten op u steld,
| |
[pagina 113]
| |
De ware deugd behoud alom het veld.
Vrees niet, haar dulle haat kan u niet deren:
Sy zal, vol smert
En spijt, verteren
Haar rampsalig hert.
|