De vrolyke zang-godin, opheffende veelerhande ernstige en boertige gesangen, kusjes en drink-liederen
(2012)–Anoniem Vrolyke zang-godin, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 19]
| |
Janus en CarnaVois: Rosemond die lag gedoken1.
Carna, 't puijkje van de maagden,
Die door schoonheid van gelaat
Aan een yder een behaagden,
Maar steeds schuwde d' Egte-staat
En haar Minnaars door haar list
Aardig te bedriegen wist,
2.
Wierd van Janus eens gevonden
En om wedermin gevleid.
Sy, die nergens vlugte konde,
Nam haer hulp aan listigheid,
Veinsden dat haar fiere sin
Was verwonnen door sijn min.
3.
‘Janus’, sprak sy, ‘uw gebeden
Hebben kragt op mijn gemoed;
Ik geloof uw soete reden,
Ja, mijn min omhelsd uw gloed.
Ga slegts voor, ten boschwaard in
En voldoe uw hete min.’
4.
Hy geloofd de soete woorden
| |
[pagina 20]
| |
Die de lose Carna sprak.
Sy, wiens hert noit min bekoorde,
En met hem de spot slegs stak,
Schuijlden in het digte hout,
Agter hem in 't duister woud.
5.
Maar wat soekt gy te ontkomen,
Schoone Carna, 't is om niet!
Janus heeft uw doen vernomen,
Wijl hy voor en agter siet. Ga naar voetnoot+
‘Schuijl niet’, sprak hy, ‘uwe list
Is door mijn gesigt gemist.’ Ga naar voetnoot+
6.
Hy, door heete min gedreven,
Heeft haar schoone mond gekust
En, in spijt haar tegenstreven,
Sijn verhitte Brand geblust.
‘Niemand’, sprak hy, ‘oit ontkwam
Mijn ontstooke Minne vlam.
7.
Maar kon my uw Min bekoren, Ga naar voetnoot+
Sijt getroost in uw verdriet:
Hebt gy uwe eer verloren,
Agt dat tot uwe schade Ga naar voetnoot+ niet;
Draagt tot teken van mijn min
Voorts Ga naar voetnoot+ de Naam van een Godin!’
|