De vrolyke kramer, met Klyn Jans pleizierig en vermakelyk Mars-dragend hondje
(ca. 1780)–Anoniem Vrolyke kramer, De– AuteursrechtvrijVois: Daar was een Meisje Jong van Jaaren.WEl Mietje Lief myn Uitverkooren,
Hoe is ’t hebt gy myn Dood Gezwooren,
Dat gy my zo droevig Plaagt;
Ey laat my dog niet langer lopen,
Of ik zou ‘t met de Dood bekopen,
Ach! Mietje Lief myn zoete Maagd.
Wel Iantje Kind dat zyn geen Reden,
Woud gy dat ik myn zou Besteden,
Zo aanstonds met jou in den Egt,
Ik kan zo gaauw niet Resolveeren,
Gy zoud nog wat by my Verkeeren;
Haastig wil ’t niet myn zoete Knegt.
Dan moet ik aanstonds na de Snyer,
Helpt my of myn Broek moet wyer
| |
[pagina 75]
| |
Gemaakt, dat is een staalen Wet,
Maar laat het jou daar na niet rouwen,
Gy kunt in ’t kort uw Hoofd wel Klouwen,
Kom gaan wy maar gerust na Bed.
Wie hoorden ooit van zulke Grillen?
Zoud gy my zo Verzukk’len willen,
Aan die kant zou koud als Ys;
Legt my niet aan myn Hoofd te lellen,
Met zulke zotte Bagatellen,
Dat te doen ben ik veel te Wys.
Laat het ons voor een Iaar probeeren,
Lukt het niet zo kan ieder keeren,
Te zeggen daar hy komt van daan;
Dan bent gy weer dat oude Loertje;
Dan brus ik weder na myn Moertje
En gy kunt na jou Peetje gaan.
Zo is hy goed, wat raare nukken,
Neen, Uye-Boer dat zou niet lukken,
Wond gy het zeper voor een Iaar,
Met my malle Iongen aan lappen?
Neen Vriend zo lust my niet te Tappen,
Dat ’s schurfde en verrotte Waar.
Wy kunnen ’t zo makkelyk klaren,
Krygt gy een Meid, ’k zal alle Iaren
Iou geven twee Pond groot aan Geld,
En is ’t een Zeuntje ik zal ’t houwen,
Lapt gy ’t maar aan laat ons maar Trouwen,
Myn zin is dog op jou gesteld.
Wie hoord van zulke raare Loopjes?
Drinkt voor dat Geld liever maar Zoopjes?
Mietje Lief dat doen ik terstond:
Gy kunt uw blaauwe Scheen verbinden,
Ik kan op ’t Vulnis-vat wel vinden,
Zo een verzoope Vagebond.
|
|