De vrolyke kramer, met Klyn Jans pleizierig en vermakelyk Mars-dragend hondje(ca. 1780)–Anoniem Vrolyke kramer, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 48] [p. 48] Een Nieuw Lied. Op een aangename Vois. EEn Iuffrouw die myn Hart doorwond, Wierd laatst op my zo Gram, Om dat ik van haar roder Mond, Stilzwygens een Kusje nam, Zy sprak ’er met een verdoolde Zin, Zy noemde my haar Dief, Rion kanton fason lamoer, Wat meenje myn zoete Lief. Ey Minnaars die dat wel verstaat, Als ik ’er u Reden gaf, Maar dat gy door zoo’n klyn oorzaak, U Reden die zyn straf: Heb ik ’er een Kusje gestoolen zoete Lief, [pagina 49] [p. 49] Weest daarom niet zo wreed: Rion kanton fason lamoer, Zo steeld ’er dan twee voor een. Princesse als ik ’er u Dienaar waar, Wenscht gy dat wel Ionkvrouw En dat ik u ’er een Kusje voorwaar, Een Kusje schonk op Trouw: Het Kusje dat is ’er alzo gemeen, Het word ’er zo veel gedaan: Rion kanton fason lamoer, In haar kwade gratie af staan. Och! wat de kleine Guit aan gaat, Myn Hertje staat in Brand: Zegt myn wie dat ’er de oorzaak is, Geeft myn Reden daar van, U Oogen die lonken, Als Sterren die flonken, Gestadig door de Min: Rion kanton fason lamoer, Treft haar dan doed myn zin. Och! och! wat of myn Ziel aangaat, Ik weet het waarlyk niet, Dat ik voor zo een klyn oorzaak, Haar met de Voeten stiet, ’t Is zeker ’t Orlogie al van haar Hoofd, Myn heele Ziel ontsteld: Rion kanton fason lamoer, Dan trekken wy weder te Veld. Vorige Volgende