Het vrolyk Catootje
(1802)–Anoniem Vrolyk Catootje, Het– Auteursrechtvrij
[pagina 14]
| |
Gewagt, op Mietje de Bruinet,
Maar die loopt nu thans voor slet,
Zy laat haar zo, zy laat haar graag,
Zy laat haar dikmaals zoenen,
Wat zal ik daar meê doenen?
2.
De Moeder sprak och malle Klaas!
Wat zal je doen te trouwen?
De Vrouwen die zyn thans de baas,
En wil je dat aanschouwen,
Loop dan eens by ons Buurman Piet,
En ziet eens hoe of die booze Griet,
Zy raakt hem zo, zy krapt hem braaf
Zy trekt hem by zyn hairen,
Wil tog uw zinnen spaaren.
3.
De boosheid van die hoddebek,
Is naauwlyks te verdragen,
Piet zit maar stil, is byna gek,
Van al dat duivels plaagen,
En leggen zy dan zaam te bed,
Dan komt nog de meeste pret,
Dan stompt zy zo, trapt hem braaf,
En schud hem by de ooren,
Wie zou dat spel bekooren?
4.
Doch wilt gy trouwen, gaat uw gang
Het kan myn weinig scheelen,
Och neen! zei Pieter ik word bang,
Voor al dat huiskrakeelen,
Maar moeder als je 'er wel op let,
Een Vrouw is doch de meeste pret,
Ik ben zo raar, ik word zo groen,
| |
[pagina 15]
| |
Van onderen aan myn leden,
Ik ben niet wel te vreeden.
5.
Hoor Moeder, ginter woond een Meid,
Zeer fris van lyf en leden
Die heb ik op een zekere tyd,
Al om haar trouw gebeeden,
Maar zy sloeg alles in de wind,
En zei ik ben nog niet gezind,
Het is zoo vreemd, het is zo raar;
Om by uw te vernagten,
'k Wil liever nog wat wagten.
6.
't Is Betje, weetje nu wie 'k meen?
Ik zal het dog eens waagen,
Al loop ik dan een blaauwe scheen
Het is tog ligt te waagen,
Zy speeld gestadig in myn zin,
Als ik aanzie die Engelin,
Dan kryg ik zo, ik weet niet waar,
Ja zulke raare grillen,
Tusschen myn buik en billen.
7.
Zo dra als Klaas die Meid aansprak,
Was zy al voort geneegen,
Met hem te trouwen, maar myn zak
Is daar niet toe geleegen,
Sprak zy, want alles is verteerd,
Myn geld en goed, schoon dat niet deerd,
Als gy maar wil, ik wil ook wel
Ik wil wel met uw trouwen,
'k Hoop niet dat het my zal rouwen.
| |
[pagina 16]
| |
8.
Toen Klaas het jawoord had van haar
Was hy zeer wel te vreeden,
Sprak Moeder onze zaak is klaar,
Ik zal myn geld besteeden,
En koopen Huisraad pot en pan,
Als wy dan Trouwen ben ik man,
Dan zal ik zo, dan zal ik haar,
Eens deftig carresseeren,
Ja dat zal niet mankeeren.
9.
Zo dra was Klaas met Bet getrouwd
Of zy begon te schelden,
Jou droogkloot, jy lyd als een houd,
Daar ik myn zin op stelden,
Zomtyds greep zy hem by de kop,
Gaf hem voor 't gat een schop,
O jee riep Klaas, ik ben misleid,
Dat zien ik voor myn oogen,
Ik ben geheel bedroogen.
|
|