| |
| |
| |
Het vrolyk Catootje.
Een nieuw Lied of Zamenspraak, tusschen een Duitscher, Franschman, Rusch, Engelschman, Jood, Portugees en Hollander, welke alle met Catootje en haar meid in gezelschap zyn geweest.
Ons Catootje passeerde door de Lommerstraat,
Zy kan maaken al wat zy ziet,
Dan maakze myn een Duytserman,
Ben je bewokst, ben je bewokst, zei de Duitserman,
En dan houden zy een praatje,
Met zyn eenen aan een gaatje,
Ons Catootje met de Meid gaat mee.
Ons Catootje passeerde door de lommerstraat,
Zy kan maaken al wat zy ziet,
| |
| |
Dan maakze myn een Franschman,
Gaa je wat eeten, gaa je wat eeten,
Dan houden zy een praatje,
Met haar tweeën aan een gaatje,
Ons Catootje met de Meid gaat mee.
Ons Catootje passeerde door de lommerstraat,
Zy kan maaken al wat zy ziet,
Dan maakze myn een Schoenmaker fyn
Kan je trekken zeit de Schoenmaker ryn
Dan houde zy een praatje,
Met haar drieën aan een gaatje,
Ons Catootje met de Meid gaat mee.
Ons Catootje passeerde door de lommerstraat,
Zy kan maaken al wat zy ziet,
Dan maakze zy my een Metzelaar,
Ik smeer en bestryk zeit de Metzelaar,
Dan houde zy een praatje,
Met haar vieren aan een gaatje,
Ons Catootje met de Meid gaat mee.
Ons Catootje passeerde door de lommerstraat,
Zy kan maaken al wat zy ziet,
Dan maaktze myn een Smouserman,
Ouds kleeren koop roept de Smouserman,
| |
| |
Dan houden zy een praatje,
Met haar vyven aan een gaatje,
Ons Catootje met de Meid gaat mee.
Ons Catootje passeerde door de lommerstraat,
Zy kan maaken al wat zy ziet,
Dan maakze my een Portugees,
ô Way, ô way zeit de Portugees,
Dan houde zy een praatje,
met haar zessen aan een gaatje,
Ons Catootje met de Meid gaat mee.
Ons Catootje passeerde door de lommerstraat,
Zy kan maaken al wat zy ziet,
Dan maakze myn een Hollanderman,
Pot vol Blommen zei de Hollanderman
dan houden zy een praatje,
Met haar zevenen aan een gaatje.
Ons Catootje met de Meid gaat mee.
|
|