De vrolyke zanger
(ca. 1793)–Anoniem Vrolyke zanger, De– Auteursrechtvrij
[pagina 16]
| |
Want hoe het hart van min ook blaakk', bis.
Het goud blyft meest de groote zaak.
2.
Al is een Meisje sier en schoon,
Maar misgedeeld van gouden schyven,
Die een veel minder stelt ten toon,
Hoe vaak kan zulks de keus niet styven,
Voor haar, die 't blinkend goud bezit, bis
Daar schoonheid mist haar zuiver wit.
3.
En vryt een Jongman, zonder geld,
Een voorwerp, schoon van lyf en leden,
Daar hy zyn Zinn' op heeft gesteld,
Al is hy nog zoo fraai van Zeden
Een oud' maar ryke woekenaar, bis.
Brengt haast zyn hoop in groot gevaar.
4.
Dus, wat m' ook van de kracht der min,
Van haar geduchte magt mag roemen,
Het goud neemt vaak de harten in
Voor iets, dat m' anders fluks zou doemen
Dus wat m' ook roemt van liefde en zin, bi[s]
Het goud gaat, veel al, boven min.
EINDE. |
|