De vrolyke schoorsteenveeger(1791)–Anoniem Vrolyke schoorsteenveeger, De– AuteursrechtvrijZingende onder het vegen, de allernieuwste liederen, die hedendaegs gezongen worden Vorige Volgende Een Nieuw Lied. I. Swart wil ik wel weezen, Maar als de duyvel niet, Og betje wil niet vreezen; Wanneer gy myn besiet, bis. Myn kleur belet geen min, ô Schoone Koningin, Wil myn uw gunst verleenen; Ivoor met Elpenbeenen, Maakt Diamanten steenen; Zoo schoon men denken kon: O Ja! O ja; zonder dat: Zonder dat wil ik geen man, Zonder dat wil ik geen man. [pagina 22] [p. 22] 2. ’T Is waar de kleur mismaaken, Maar liefde zyt me is blind, Men kan tot heyl geraaken, Als men opregt bemind, bis. Stelt het uit uw zin, ô Schoone Koningin, Gy weet het van te vooren, Dat trouw uyt min gebooren, Bestendig uw bekooren, Zoo schoon men denken kan, ô Ja? ô ja? Zonder dat, Zonder dat wil ik geen man, Zonder dat wil ik geen man. 3. Maar meester als wy trouwen, Geef zeker uw aan my, Courasie maar Mevrouwe, Geef u nog veel daar by, bis. Zoo dat door dit gewin, Ons gansche huisgezin, En huysselyke zaaken, Daar door in order raaken, Zoo dat ons vermaaken, Bestendig duuren kan, ô Ja, ô ja: zonder dat, Zonder dat wil ik geen man, Zonder dat wil ik geen man. Vorige Volgende