De vrolyke schoorsteenveeger
(1791)–Anoniem Vrolyke schoorsteenveeger, De– AuteursrechtvrijZingende onder het vegen, de allernieuwste liederen, die hedendaegs gezongen worden
[pagina 20]
| |
Op de Wys: Zullen dan myn levensdagen.I.
Zouden wy s’jou s’jou niet roemen,
In ons dierbaar Nederland,
Daar m’er thans en Klein en grooten?
Speelen ziet aan alle Kant?
Ja men moet den Speeltuig pryzen,
(Laat men ’t noemen Zot of Laf,
Neerland moet den Held toch roemen
Die het de s’jou, s’jouë gaf.
2.
Waar vond men ooit fraaijer Speeltuig,
Zo vol Vinding, zo vol kunst?
En een Speeltuig dat zo ryklyk
Deelde in veeler Grooten gunst;
Ja, men ziet zelf; dat dit Speeltuig
Heeft zoo’n overgroote kragt,
Dat het Mannen maakt tot Jongens,
Wie heeft zulks ooit uitgedagt!
3.
Buiten dat, wat is het nuttig!
’t Zy men ryd, of gaat te voet;
’t Spaart als men wil Salueeren,
Zelfs de Punten van den Hoed;
Dog geen Dame heeft te Nygen
| |
[pagina 21]
| |
Als zy haar s’joe s’joe maar heeft,
Ei! wie zou iets kunnen wraaken
Dat ons zoveel nuttigs geeft.
4.
Neen, te droes dat moet niet weezen
Zulk een Kunst en Meesterstuk,
Wacht, in dit Kunstminnend Neerland,
Nimmer zulk een ongeluk!
Weg nu Rateltjes en Fluitjes,
Knikkers, Kooten, Kinkels, Tol,
Trommeltjes en ook Trompetjes;
Want s’jou s’jou blyft steeds de bol?
|
|