De vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft
(1781-1782)–Anoniem Vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft, De– Auteursrechtvrij
[pagina 227]
| |
Dagt ik aan de rampen,
Die myn ziel onschuldig draagt,
En daar my 't geval meê plaagt.
Hoop, die telkens my verblydt,
Schoon ze my, van tyd tot tyd,
Leert hoe 't hart door uitstel lydt,
Zegt dat ik d' ellenden
Schielyk zal zien enden:
En belooft my meer ten loon
Dan een Keizerlyke Kroon.
Maar myn pyp is niet tot asch,
Of ik vind my even ras,
Die ik voor het rooken was.
'k Voel weer d' oude pynen,
'k Zie de hoop verdwynen,
Als de rook in d' ydle lugt.
Hoop en rook zyn my ontvlugt.
'k Heb dan menigwerf gezeid,
'k Vind maar weinig onderscheid
In een mensch, door hoop gevleid,
En een' Vriend van 't smooken,
Die zich voedt met rooken.
Geeft een pyp maar enkel smook,
Hoop is weinig meer dan rook.
| |
[pagina 228]
| |
Verliefde hans.Ik heb het by myn zolen,
Dan eindlyk op myn huid.
Myn hartje brandt als kolen,
En springt myn vel schier uit.
De stralen van uw oogen,
Bestierd door Venus kind,
Doen my geheel verdroogen,
Als Stokvisch in den wind.
'k Heb dezen nagt gekreten,
Ruim tweepaar emmers vol.
'k Heb 't rooken schier vergeten,
Zoo is myn kop op hol.
'k Heb myn gekrulde lokken
Zoo kaal geplukt om jou,
Dat men, uit al de vlokken,
Zes ballen maken zou.
Ach! moet dit langer duren,
Dan geef ik 't hagjen op,
Al zou ik by myn buren
Gaan vragen om een strop.
Want ik wil, by sint felten,
Eer sterven als een man,
Dan dus door u versmelten,
Als boter in de pan.
| |
[pagina 229]
| |
Ach! of myn ongelukken
U porden tot genaê!
Zie hoe myn hart op krukken
U naspringt vroeg en spaê.
Ei wil myn trouw ontvangen,
En koester m' in uw schoot,
Wilt gy my niet zien hangen
Tien jaren voor myn' dood.
|
|