De vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft(1781-1782)–Anoniem Vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende De vos en de katten. De schalke Vos was met de Katten, Op zekren tyd, in 't eenzaam veld, En sprak, daar hy den lof van zyne slimheid meldt: ‘Onnoosle Diertjes, die slegts Muizen vangt en Ratten, Hoe kunt ge, welk geluk u ook beschoren schyn', Uw lot gelyken by het myn'? Ik mag met Hoendervleesch en andre lekkernyen My zelven dag aan dag verblyen. En 't is voor u een groot geluk, Een nooit volprezen Heldenstuk, Naar 't welk de beste Kat wel jaren kan verlangen, Wanneer ge eens by geval een enkle Vink moogt vangen’. Terwyl zich Reintje magtig roemt, [pagina 194] [p. 194] En telkens 't woordje Kat, met een veragtend wezen, Als waar' 't een groote scheldnaam, noemt, Is tusschen Kat en Vos een zware twist gerezen. In 't midden van dien fellen twist, Waar in de Katten zich op 't hoogst beledigd vonden, Werd binnen weinig tyds de gantsche zaak beslist. Daar kwam op 't onvoorzienst een koppel groote Honden; Zy schooten, ongetoomd en los, Met groote hevigheid ten eersten naar den Vos, Die toen geen middel wist om dit gevaar te ontkomen. De Poesjes wisten beter raad: Het klimmen stond hun vry: dit kwam hun schoon te baat: Zy raakten veilig op de boomen. Maar Reintje wankelde in 't geloof Aan 't voordeel en geluk, hem in zyn' staat beschoren. Hy klaagde en smeekte wel: maar 't Hondenoor was doof, En al zyn zugten was verloren. Hy zag, ter dood gewond, der Katten spotterny: Zy zaten veilig, hoog en bly: Hy vond hoe slegt men is beraden, Wanneer men, met een trotschen geest, In voorspoed en geluk geen nadrend onheil vreest, En andren schamper durft versmaden. Vorige Volgende