De vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft(1781-1782)–Anoniem Vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 148] [p. 148] Het lot. Men had een drietal van Soldaten Betrapt op dingen, die een Krygsman na moest laten. De Krygsraad vonniste, en het vonnis werdt geroemd, Schoon 't een der drie ten galge doemt, Om, by de woeste legerscharen, Door 't straffen van het kwaad, een schrik van 't kwaad te baren. De schuld van alle drie was waarlyk even groot: Op ieders misdaad stond de dood: Het lot alleen moest dan beslissen Wie van den vriendenstoet het levenslicht zou missen. Men neemt den dobbelsteen: de een werpt, tot zyn plaisier, Twee mooye zessen met een vier. De tweede kan 't nog beter rooyen, Hy telt twee zessen en een vyf. De derde dobbelt mee tot lossing van zyn lyf, En 't lot begunstigt hem: hy mag drie zessen gooyen. Hy ryst gramstoorig op, en schreeuwt: dat 's raar gesteld! 't Geluk zou myne zy niet kiezen, Had ik het spel gewaagd om geld: En, zoo ik 't morgen doe, dan zal ik vast verliezen. Vorige Volgende