De vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft(1781-1782)–Anoniem Vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 111] [p. 111] De ambassadeur g * * *. Een, die, voor 't waar belang en de eer van 't Vaderland, Verkoren was als Afgezant, En aan een Hof verscheen, waarin beschaafdheid bloeide, Waarmeê de Ambassadeur zich byster weinig moeide, Had zich, by 't eerst gehoor, hem door den Vorst verleend, Naar zyn begrip, regt braaf gekweten. 't Is mooglyk dat geen mensch dit meent, Wanneer wy hem de daad van dezen Heer doen weten. Hy had een lang Vertoog, met groote kunst, gesteld, En zich een gantsche week gekweld, Om 't opgeschikt Vertoog van buiten wel te leeren, Opdat hy sierlyk mogt oreren. Doch zyn geheugen was niet sterk, En deze zwakheid bragt verwarring in zyn werk; Zoodat men naauwlyks wist te zeggen, Wat hy den Koning voor wou leggen. Ook sprak de Vorst, nadat hy de aanspraak had gehoord, Op zyne beurt geen enkel woord. Dit deed den Afgezant, getrouw aan zyne pligten, De vraag doen wat zyn Majesteit Begeerde dat hy zou berigten, Aan zyne Meesters, tot bescheid? Het antwoord was: gy kunt, op goeden grond, vertellen, Dat gy u wel hebt toegelegd [pagina 112] [p. 112] Om uwen last my voor te stellen, En ik oplettend was op 't geen gy hebt gezegd. Vorige Volgende