De vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft(1781-1782)–Anoniem Vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Raad om smakelyk te eten. Een Vorst van d' ouden tyd, die, ieder' nagt en dag, Studeerde hoe hy 't best en maklykst zat of lag, Doch weinig smaak vond in 't bewegen, Had een' Lakonisch' Kok gekregen. Van dezen vergde hy 't bereiden van een spys, Naar zyne Vaderlandsche wys. De Kok was vaardig in zyn moeite en zorg te toonen, Doch wist wel dat de Vorst hem weinig zou beloonen. De kost was niet naar 's Konings smaak. 'k Geloof (dit moest de Kooker hooren) Dat gy in 't reizen uw bekwaamheid hebt verloren. Gy zyt niet afgerigt, niet kundig in uw zaak. 't Lakonisch Volkje houdt te veel van lekkernyen Om zich met zulk een spys als deze te belyen. De Dienaar had zyn antwoord klaar, En zei, ô Vorst! by myne Vaderlandsche schaar Wordt zekre goede saus gevonden, Die 't kostje, thans door u gewraakt, Regt smaaklyk en verkwikkend maakt, Een saus, die wy door konst u hier niet geven konden. De Koning eischt, op staande voet, Dat hy die goede saus dan ergens zoeken moet: [pagina 90] [p. 90] Doch 't was onmooglyk die te vinden. De Kok ontschuldigt zich, en zegt, met goed beleid, 'k Wil my tot allen dienst verbinden, Maar 't geen ge, ô Vorst! my vergt is buiten mooglykheid. Uw Majesteit (zy wil myn vryheid tog gedoogen!) Heeft maar alleen in haar vermogen Om aan zichzelv' die saus te geven als zy wil. Myn Landvolk is gewoon te reizen en te trekken, En d' eetlust telkens door beweging op te wekken. Doe ook zoo, groote Vorst! en zit niet eeuwig stil. Vorige Volgende