De vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft
(1781-1782)–Anoniem Vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft, De– Auteursrechtvrij
[pagina 3]
| |
Turk en Jood en blinde Heyden,
Knipperdolling, Jan van Leyden
Preekt en knort vry hard en lang,
't Minnen gaat zyn' ouden gang.
Al 't vernuft van Joris Wyskop,
Al de raad van d' ouden Gryskop,
Al het snorken van Hans Mof,
Al het blazen van Hein Pof,
Al de vlyt van Koenraad Wakker,
Al 't gekneê van Jochem Bakker,
Al dit wezen, al en al,
Leidt de min niet van de stal.
Niemand kan Cupido keeren,
Hy schynt wel een Heer der Heeren,
Spreek van kluisters, spreek van dwang,
't Minnen gaat zyn' ouden gang.
Noch de Suikermond van Zoetje,
Noch de milde hand van Goetje,
Noch 't bedriegen van Jut Valsch,
Noch 't gepraat van Elsje Kals,
Noch de looze strik van Lyntje,
Noch de vrolykheid van Wyntje,
Noch de konst van Sara Kols,
Noch het wroeten van Truy Mols,
Noch 't gesnap van Leentje Labben,
Noch 't gekyf van Aaltje Krabben,
Noch het Walsch van Fransje Frans,
Noch 't geknor van Dieuwert Dans,
Noch 't belang in gouden schyven,
Kan de zuivre min verdryven.
| |
[pagina 4]
| |
Al ziet Besje nog zo bang,
't Minnen gaat zyn' ouden gang.
De Bruigom had niet eer den waren lust van 't leven,
Voordat de Bruid hem had het zoete ja gegeven:
Doch, lief en jeugdig paar! daar is wat meer te doen:
Daar hoort wat meer ten dans dan een gezoolde schoen:
De min is een Harpoen, daar blyft wat veel aan hangen:
Men ziet naauw eerst te regt, voordat men is gevangen.
Als het op een trouwen gaat
Komt de zorg voor huissieraad,
Zorge voor de Kinderdoeken,
Zorge voor Papier en Boeken,
Zorg voor turf en ook voor hout,
Zorg voor kaarssen, zeep en zout,
Zorg om 't linnen goed te styven,
En 'er blaauwzel in te wryven,
Zorge voor een goede meid,
Die de spys en drank bereidt,
Zorge voor het kind te dragen,
Zorge voor den kinderwagen,
Zorg als 't kind ter school zal gaan,
Zorg om tydig op te staan,
Zorg om eene roê te maken;
En meer andre zeven zaken,
Die men aanstonds moet beginnen,
Schaklen zich heel vast aan 't minnen.
Al schynt het ongerymd, het is onloochenbaar,
De min is juist van kragt, of ze Adams appel waar'.
|
|