De vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft(1781-1782)–Anoniem Vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 164] [p. 164] 354. Aan een' gierigen Rykaart. Gy zyt wel vyftienmaal zoo ryk als ik voor 't minst, En ik wel zestienmaal meer meester van myn winst; Rentmeester van het goed van ongeduldige erven, Die, daar gy 't leven mint, steeds wenschen om uw sterven: Zy tellen elken beet, dien gy in 't uwe doet, Als deed gy uw ontbyt en maaltyd van hun goed. Ik kleed my als 't my lust: gy... 'k durf het naauwlyks zeggen. 'k Slaap rustiger dan gy; en 't scheelt al veel in 't leggen. Myn huis is lang voltooid, het uwe niet begost. Ik eet al wat my lust, gy wat het minste kost. Ik derf al wat ik moet, gy beeft als ge iets moet derven. Stel dat wy samen door een wei vol slooten zwerven, Dat gy een langer Pols dan ik hebt, wat is 't dan, Zo gy voor slooten staat, daar ik nog over kan? Vorige Volgende