De vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft(1781-1782)–Anoniem Vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende 111. Van Warnar. De ryke Warnar is verlegen met zyn schyven. Waar zal ik, roept de vrek, met al myn geld tog blyven? Want houde ik 't in de kas, zoo wint het niet een duit; En zet ik 't om een winst van vyf ten honderd uit, Dan wordt het, ach! ik schrik, my listiglyk ontdragen. Beleg ik 't aan een schip, het hangt aan losse vlagen. Besteed ik 't aan een huis, het loopt gevaar van vuur: Aan weiland: ook al kwaad: dat is nu veel te duur. Hoor, Warnar, 'k weet wel raad: 'k wil me over u erbarmen. Besteed uw geld en goed tot nut en troost der armen, Zoo geeft ge uw' ryken schat op woeker, naar ik meen, Aan hem, die nooit bedriegt, en honderd geeft voor een. Vorige Volgende