De vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft(1781-1782)–Anoniem Vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 20] [p. 20] Aan den heer Jordanus van... Wat noodigt gy my weer te gast? 'k Heb al genoeg by u gebrast: Hoor: 'k zal nog eenmaal by u eten, Doch met beding dat gy niet weer My aan den kop zult lellen, Heer, Van 't geen ik jaren heb geweten. Gy praat schier telkens anders niet, Dan van uw ryke Wyf, Margriet. Van uwe jaarelyksche renten, Of van uw nieuw getimmerd huis. Laat elk vernoegd zyn met zyn kruis. Wat leert men uit uwe argumenten? Gy schreeuwt my dikwyls de ooren doof, Wanneer gy zegt, hoe elk ten hoof Geen slegthoofd vindt in meester Jorden. Gy schreeuwt nog harder als gy zegt Dat ge eens, gelyk het by u legt, Een man als David nog zult worden. Gy hebt my de aanwas van uw geld Reeds meer dan duizendmaal verteld; Gestadig zingt gy de oude deunen. Heer Jorden, 't raakt my niet wat man [pagina 21] [p. 21] Een nar door 't geld ooit worden kan. Zoude ik my aan die dingen kreunen? Dat hoor ik daaglyks: 't is dan uit, Met al uw noôn! En tot besluit Zyt gy gewaarschouwd: 'k zal na deezen My nimmer zetten aan uw disch, Ten zy het hoog waarschynlyk is, Dat gy geen orateur zult wezen. Maar wilt gy zwygen als een Mof, En hooren eenige andre stof Die mynen geest meer kan verzaden, 'k Zeg u myn komst dan weder toe. Zoo niet, ik ben u waarlyk moê. Vaarwel Heer Jorden, laat u raden. G. Vorige Volgende