De vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft(1781-1782)–Anoniem Vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Aan Jan.... Gy vraagt my telkens waar het schort Dat gy geen pryslyk Digter wordt, Schoon dat gy dagelyks met schryven, Uw vaarzenmakend leven slyt, En dag aan dag uw nagels byt Of de ooren telkens zit te wryven. Het smart u dat de waereld lacht, Zooras als ge iets hebt voortgebragt Dat naar een Digt of Rym moet zweemen. [pagina 15] [p. 15] Elk roept: hoe gek is onze Jan! Hy, die geen Digter worden kan, Verveelt ons telkens door zyn teemen. Hoe, zegt gy, zyn myn rymen niet, Gelyk men alle rymen ziet, Behoorlyk op de maat geschreven? Wie vindt ooit beter slotwoord uit? 'k Rym Tryn op Wyn, en Bruid op Schuit. Waarom met my den spot gedreven? Ik zoek de beste woorden na: Ik schik, ik voeg, ik buig, ik sla Niets over om het rym te vinden, Zoo goed als Cats, of Westerbaen, Of Vondel zelf ooit heeft gedaan; En nog bespotten my myn Vrinden. Zy roepen: Jan, hoe wél ge ook rymt, Hoe gy de woorden samenlymt, Gy beuzelt slegts voor boerenkinkels: 't Is Laprym, zonder zout of smout, Uw vinding is zoo droog als hout. Gy maakt papiertjes voor de winkels. Dit zeggen maakt my dol van kop, Schoon ik zoo lydzaam ben als Job: Ik zou my zelven schier vermoorden. Want hoe ik 't maak of niet, ik vind Bezwaarlyk een' verstandig vrind, Die smaak heeft in myn schoone woorden. [pagina 16] [p. 16] Zagt! wilt gy nu eens zwygen, Jan? 'k Heb u verstaan: genoeg hiervan. 'k Zal op uw vraag u antwoord geven, Wat ge ook moogt rymen, nimmer zult Gy u als Digter zien gehuld: 't Staat vast, en voor uw hoofd geschreven. Jan! gy hebt geen Poëten lot; Zy zyn meest kaal: gy ryk en zot. M. Vorige Volgende