Het vrolyk gezelschap op Amstels zangburg. Deel 2
(1780)–Anoniem Vrolyk gezelschap op Amstels zangburg. Deel 2, Het– Auteursrechtvrij
[pagina 17]
| |
DORIS.
De Wyn dat zoet te boven streeft,
DAMON.
O Min! laat Fillis my beminnen.
DORIS.
O Wyn! verheug my door u kragt,
DAMON.
'T is Fillis die ik wil verwinnen,
DORIS.
'T is Bachus dien ik eeuwig agt.
2.
DAMON.
Ik heb een Kroon van duizend bloemen,
O Fillis! voor u geschakeerd.
DORIS.
En ik mag op de straaltjes roemen,
Die Bachus aan myn hart vereerd.
DAMON.
De Wyn kan by het zoet niet haalen,
Van Filis! schoon van top tot teen.
DORIS.
Og Damon, og, uw zinnen dwaalen,
Myn goeden zul waar wil dit heen.
3.
DAMON.
Min vry de Wyn het zal u rouwen,
Verzuip u in dat schaadlyk nat.
| |
[pagina 18]
| |
Ik wil het met myn Filis houwen,
Die schenkt m'een onwaardeerbaare schat.
DORIS.
De Min verslenst met onze Jaaren,
Men werd haar gekheid vlug gewoon:
De Wyn is vry van die gevaaren;
Zy blyft steets geurig, fris en schoon.
4.
DAMON.
O Min ik zal u Eeuwig lieven!
Uw zoetheid kent geen wedergaa,
Wanneer ik mag myn Filis grieven,
Dan volgt uw wellust my steefs naa.
Kom Filis lief, zie my reets wagten;
Hier is een Bed van Rozenblaan!
Beproef alhier myn minnekragten,
Eer 't ongedult die doen vergaan.
5.
DORIS.
'K zal u ô Bachus! Bol van Wangen,
Geduurig eeren dach en nagt;
Met Wyngaarts blaan myn hoofd behangen,
Dat d'Edele Wyn in 't glaasje start.
Ik laat de dwaze Liefde raazen;
Uw vogt dooft al haar kragten uit,
Als ik by drie vier nooble baazen,
Leeg meenig boorden vollen Fluit.
|
|