De vrolyke zeeman, verheugd over de vrye zeevaart(1803)–Anoniem Vrolyke zeeman, verheugd over de vrye zeevaart, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 17] [p. 17] Het wederspannig Huwelyk of de wonderlyke Bruiloft tusschen Roosje en Fiolet. Stem: Daar was een Meisje van, &c. 1. Het Roosje, heel verheugd van zin, Droeg aan een Fiolet haar min, Om met hem eens te paaren, Schoon dat zy was reeds ouderloos, Een bloem van veertig jaaren. 2. De Fiolet met brandend vuur, Zogt by de Roos zyn avontuur, En meende wel te weeten, Als dat de Roos hoe vris van geur, Haar blaaden zyn gespleeten. 3. De oude Roos vercierd haar hoofd, Schoon byna van haar geur beroofd, Nog met een fris jong spruitje, Die zy door d'eerste liefde won, Door het welluidend Fluitje. 4. De dood der fluit bragt haar in rouw En maakte haar tot Weduvrouw, En koos nu 't Fioletje, Een jonge Telge der oude stam, Geteeld by dikke Betje. 5. Het Huwelyk wierd dan ras bepaald, De Roos en Fiolet die praald, [pagina 18] [p. 18] Op het Huis der Gemeente. En trouwde daar ook met elkaar, Tot vreugde der gemeente. 6. In d' Nieuwe Kerk op den dam, Toen daar 't verliefde paar in kwam, Zag men nog grooter zaaken, De Roos verliet haar Fiolet, En scheen haar weg te maaken. 7. Maar evenwel zy was bedot, En vlugten in de Hond in de Pot, En dagt haar te verschuilen, De Fiolet die volgde haar, En scheen zig te bevuilen. 8. Des 's avonds kwam 'er een Toeslee Die nam dat schoone Roosje mee, En bragt haar na haar Kamer, De Fiolet ging naar zyn huis, Vond zig daar toe bekwamer. 9. Doch Fiolet ging weer na haar, De vrienden waaren by elkaar, Een elk met zyn beminde. Dus nam de Bruiloft een begin. Wyl ieder zig liet vinden. 10. Graauwerten schoon wat hard van schil Gebraaden vleesch al van een Bil, Van Stier of Os wilt weeten, Het overschot dat was voor hun, Wyl niemand het kon eeten. 11. De Fiolet wilt my verstaan, Die moest de wyn nog haalen gaan, [pagina 19] [p. 19] Maar ziet wat zag men komen, Genever, midden uit het vat, Een elk dronk zonder schromen. 12. Des 's morgens toen de dag kwam aan Zag men een elk vertrekken gaan, Hun hoofde zuizebollen, Een elk was even bly van zin, Door 't zuipen, danzen, lollen. 13. De Roos met haare Fiolet, Die zoude zamen gaan na Bed, De Roos verstoord van zinnen, Die zei: jou mottige katte kul, Ik wil uw niet beminnen. 14. Zo gaat het Huwelyk tans nog voort Al lang niet zo als het behoort, De Roos met Fioletten, Verdraagen zig niet met elkaar, Door vast gebonde wetten. Vorige Volgende