De vrolyke openhartige minnaar
(1795)–Anoniem Vrolyke openhartige minnaar, De– AuteursrechtvrijOp een aangename wys.
OKleijne God der Min!
Wat bent gij van zin,
dat gij uw stralen schiet
door 't Hart van Min!
dat gij door 't schieten
van uw Pijltjes zoet,
Mijn Hart aen u overgiet
alderliefste zoet,
dat ik u met oodmoed,
Herderin met liefde begroet.
Gij hebt van deze Nagt,
Een zoet Spel vol-
| |
[pagina 76]
| |
bragt;
dog u stralen kwamen mij onverwagt,
Maer als ik voelde
schieten het Vier,
So schoot ik uijt mijn slaep
en riep wat pleijzier,
Ik riep Vrouw Venus dier,
Wel wat groote vreugd is hier
Bachus houd mij vast,
Ik was zijnen Gast,
'k Plagt hem te vieren
maar 't is een groote last;
Als ik in 't Nat mijn best had gedaen,
Tot dat ik op mijn Beenen niet meer konde staen,
Toen had ik eerst gedaen,
Maer ik riep Vrouw Venus aen.
Ik voel in mijn gemoed,
Wat een vreugd' dat het doet,
Liefde te dragen
op een Maget zoet;
Maer als de liefde van haer kant zo word beloond,
En dat waere liefde met liefde werd betoond,
die in haer Boezem woond,
die moet dan ook zijn gekroond.
So gy tot myn straf,
Uw wreedheyd niet legt af,
So moet ik dalen in 't duyster Graf:
Want ô God 't is my geheel belust,
dat ik voor eeuwig noyt zal hebben rust,
Voor ik myn Minnelust,
Met u heb uyt geblust.
Lief houd op van smert,
Want gy breekt der myn Hert,
Weet dat wederliefde u gejonnet werd,
Ik min en prys ook u getrouwigheyd,
Die gy my doet door uw volstandigheyd;
'k Wil proeven met 'er teyd,
Of gy my hebt waer gezeyd.
Ionkheyd wie gy zyt,
Die uwe Dagen verslyt,
Zonder te Minne in uwe jonge teyd,
Laet Bachus varen, Eerd Vrouw Venus kind,
dan zult gy van de Dogters zeer wezen bemind,
Die gy uyt liefde mind:
Want de Liefde verwind.
Glansch van 't Vrouw geslagt,
Cupido g' hebt voortgebracht;
En d' eerste liefde in myn Siel verkragt:
Want ô Dodin waerom de liefde ontzeyd;
En waerom myn geluk zo lang beschreyt,
Daer ik zo lange teyd,
Myn Haet heb me bereyd.
|
|