| |
| |
| |
't Geestelyk uurslag.
Een yder mag in deeze tyden,
De goedheid onzes Gods belyden,
En zyn naamen pryzen met 'er daad,
Het heil dat God ons hier komt schenken,
Is wel waardig om te gedenken,
Zoo dikwils als de Klokke slaat.
Slaat de Klok een maak ons indagtig,
Daar is maar eenen God Almagtig,
En eenen Zaligmaker zoet,
En een Geloof en Doopzel verheven,
Ons is maar eenen naam gegeeven,
Waar door men Zalig worden moet.
Slaat de Klok twee ons gedenken,
Dat God ons kwam twee ligten schenken,
Twee tafels gaf God in zyn Wet;
Twee Weegen vonden wy beschreven,
Twee Teekens heeft God ons gegeven,
Die 't nieuw Verbond heeft ingezet.
Maar als de Klok heeft drie geslagen,
Laat ons gedenken aan de drie dagen,
Doe Christus hier begaven was,
Den derden dag is hy verrezen,
Drie dagen was zoo als men lezen,
Al in de Vis geweest Jonas.
Slaat de Klok vier na ons begeeren,
Wy moeten doen al na de leeren,
Der Vier Evangelisten zoet;
Door Edom wassen vier Rivieren,
Vier Elementen door 't bestieren,
Des Heeren zegen ons behoed
Hoord men de Klok vyf salgen geven,
Vyf boeken Mozes heeft men beschreven,
Vyf steeden die nam David in,
Vyf steeden Sodom God mishaagden,
| |
| |
Vyf wyzen en vyf Dwaze Maagden,
Steld Godes Zoon ons tot een Leer,
Slaat de Klok zes ô God vol waarden,
Schiep in zes dagen Hemel en Aarde,
En al wat daar in is uit niet;
Ter zesder uur kwam Jezus gaane,
Daar vond Jacob fonteine staane,
Al by de Stad die Syrie hiet.
Slaat de Klok zeven wild aanmerken,
God rust daar boven van zyn werken,
Hy heiligden den zevende dag,
God ging aan Pharao openbaaren,
De zeven goede en kwade Iaaren,
Die hy in eenen droom voorzag,
Slaat de Klok acht 't is met reden,
Te doen, na de acht Zaligheden,
Gedenken op daar acht te slaan,
Doe God de Zondvloed had gezonden,
Zyn daar acht Zielen ryn bevonden,
Die in de Ark zyn ingegaan.
Slaat de Klok negen gedenkt op heden,
Hoe Christus voor ons heeft geleden,
Al aan het Kruis ter negender uur,
Negen Melaatzen ondankbaar waren,
Die Jezus help uit bezwaren,
Gelyk men leest in de schriftuur.
Slaat de Klok tien 't is wel van nooden,
Dat wy doen na de Tien Geboden,
Die ons God gaf in Israël,
Tien plaagen in Egypte daalen,
Tien Zoonen Jacobs Koorn haalen,
Al in den duuren tyd zeer fel.
Slaat de Klok elf wild aanhooren,
Elf sterren heeft Joseph verkoren,
Daar by zag men de Zon en Maan,
De Huisheer ging ter elf uuren,
In zynen Wyngaard om te huuren,
Die hy nog leedig vonden staan.
| |
| |
Slaat de Klok twaalf wild aanhooren,
Twaalf Zoonen wierden Jacob gebooren,
Twaalf uuren zyn daar in een dag;
Twaalf Apostelen had onzen Heeren,
Indien wy leven na die leere,
Die men gelukkig noemen mag.
|
|