De vrolyke muzikant(1810)–Anoniem Vrolyke muzikant, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Een nieuw lied. Ik wandelde al so laat, Door een Bos seer delicaat, Iaagen Snippen en Patrijs, 'k Ben in 't Bos gegaan, 'k Vond tusschen 't Woud met met vlijt, Een schoon Diaan: Mijn roer was gespannen op die tijd, En tot het jagen bereid. Ik hoorde het blaffen van mijn Hond Ik Iager die het wel verstond; Ik naderde en ik riep, Door het Bos en ik liep, Met een genegentheid, Ging ik rond soeken, Ik vond een Wild op die tijd, Vol van minsaamheid. Een schoone Maagd wierd ik gewaar, Die haar verborgen hield aldaar, Geseeten aan een kant, Rusten heel plaisant: [pagina 16] [p. 16] Ik schoot een schat al met mijn roer, Niet ver van haar wesen; Zy riep met een groot rumoer, 't Heele Bos was in roer. Versekert my bid ik U, Val van vrees ben ik nu; En vol verdriet vind ik my, Gedompelt daar by; Helpt my dog op de Baan, Van mijn Dorp en woning, Sonder u mijn Heer eensaam, Moet ik in 't Bos slaapen gaan. Mijn Lief versekert seid Zal ik haar met soetigheid, Ik ben een Jager vol geest, Zijt voor my niet bevreest: Maar eer dat ik van u gaan, Mijn lief Matroone, Mijn Lief niet durft bestaan, Een soen te ontfaan. Mijn Heer dat weiger ik u niet, Ik sal doen soo gy mijn hiet, Geeft 'er twee of dry, Gy hebt de keur daar by: Gy hebt mijn in mijn hert bemind, U dienst bewesen: Gy voor u een groote eer Adieu mijn Liefste teer! Mijn Lief geef aan my de hand! U weg die leid niet ver van kant, Om u te doen vermaak, Sloeg ik u voor de saak, Vind ik u schoon kind hier in 't groen! Lief soo alleen; Ik sal u bystaan met fatsoen, En ook voordeel doen. Vorige Volgende