| |
Een Nieuw Lied, of het ongelukkig Huwelyk, tusschen Malle Klaas de Droomer, en Snoepige Mietje.
Wys: Og Moeder geef my tog een Man.
1
Og Moeder geef my tog eens raad,
Gy weet ik kom vast nog te laat,
Gewagt, op Mietje de Bruinet,
Maar die loopt nu thans voorslet,
Zy laat haar zo, zy laat haar graag,
Zy laat haar dikmaals zoenen,
Wat zal ik daar meê doenen?
| |
2
De Moeder sprak och malle Klaas!
Wat zal gy doen te trouwen?
De Vrouwen die zyn thans de baas,
En wil je dat aanschouwen.
Loop dan eens by Buurman Piet,
En ziet eens hoe of die booze Griet,
Zy raakt hem zo zy krapt hem braaf
Zy trekt bem by zyn Hairen,
Wil tog uw zinnen fpaaren.
| |
| |
| |
3
De boosheid van die hoddebek,
Is naauwlyks te verdragen.
Piet zit maar stil, is byna gek,
Van al dat duivels plaagen,
En leggen zy dan zaam te bed,
Dan komt nog de meeste pret,
Dan stompt zy zo, zy trapt hem braaf,
En schud hem by de ooren,
Wie zou dat spel bekooren?
| |
4
doch wilt gy trouwen, gaat uw gang
't Kan myn weinig scheelen.
Och neen! zei Pieter ik word bang,
Voor al dat Huiskrakeelen,
Maar moeder als je 'er wel op let,
Een Vrouw is doch de meeste pret,
Ik ben to raar, ik word zo groen,
van onderen aan myn leden,
Ik ben niet wel te vreeden.
| |
5
Hoor Moeder, ginter woond een Meid,
Zeer [...]s van lyf en leden
die heb ik op een zekere tyd,
Al om haar trouw gebeeden,
Maar zy sloeg alles in de wind,
En zei ik ben nog niet gezind,
Het is zo vreemd, het is zo raar.
'k wil liever nog wat wagten.
| |
| |
| |
6
't Is Betje, weetje nu wie 'k meen?
Ik zal het doch eens waagen,
Al loop ik dan een blaauwe scheen.
Het Is tog ligt te waagen,
Zy speeld gestadig in in myn zin,
Als ik aanzie die Engelin,
dan kryg ik zo, ik weet niet waar,
tusschen myn buik en billen.
| |
7
Zo dra als Klaas die Meid aansprak,
Was zy al voort geneegen,
Met hem te trouwen, maar myn zak.
Is daar niet toe geleegen,
Sprak zy, want alles is verteerd,
Myn geld en goed, schoon dat niet deerd,
Als gy maar wil, ik wil ook wel
Ik wil wel met uw trouwen,
'k hoop niet dat het my zal rouwen.
| |
8
Toen Klaas het ja woord had van haar
was hy zeer wel te vreeden,
Sprak Moeder: onze zaak is klaar,
Ik zal myn geld besteeden,
En koopen Huisraad pot en pan,
Als wy dan Trouwen ben ik man,
dan zal ik zo, dan zal ik haar,
Eens deftig Carresseeren,
| |
| |
Ja dat zal niet mankeeren.
| |
9
Zo dra was Klaas met Beth getrouwd
Jou droogkloot jy lyd als een houd,
daar ik myn zin op stelden,
Zomtyds greep zy hem by de kop,
Of dan voor 't gat een schop,
ô jee riep Klaas, ik ben misleid,
dat zien ik voor myn oogen,
|
|