Carel Peeters
Rekeningen
dirk huyghe
Van alle polemieken die na de oorlog zijn gevoerd is er maar één zo tot volle rijpheid uitgegroeid dat de appel van de boom kon vallen: de kwestie-Weinreb. Al de andere conflicten, meningsverschillen, haatcampagnes, discussies die plotseling opdoken, werden enige tijd in de arena gelaten, maar de combattanten werden het snel moe en verdwenen in de coulissen van de archieven. Om er nooit meer uit te komen, of slechts als voetnoot in een tijdschriftartikel. Polemieken woeden in Nederland nooit uit, ze verschijnen als een steekvlam en weg zijn ze. Er is één schrijver die bij elk nieuw boek de woestijn omploegt en onder het stof zet, maar er is nooit iemand geweest die nu eens de balans heeft opgemaakt van de strijd rond Hermans. Wel verschijnen er proefschriften over zijn zijn ‘literatuuropvatting tot 1960’, maar de strijd rond de thema's waar het om gaat verwatert en brengt het bij elk nieuw boek niet verder dan speldeprikken.
Nederlandse polemiek is vooral vermaak. Bij potentiële strijdlustigen doet zich het mirakel voor dat hun tot het uiterste opgezwollen aderen spontaan worden gelaten bij de gedachte aan het niet bestaande naleven van een polemiek. Ze winden zich voor niets op. De opmerking waar elke rechtgeaarde polemist van in elkaar krimpt, is die van iemand die na het lezen van een polemisch stuk zegt dat ‘er weer eens leven in de brouwerij zit’. Dat schijnt het hoogste goed te zijn, waarna de brouwerij weer voor onbepaalde tijd wordt gesloten. Een andere, verwante verschrikking op dit gebied is de polemiek om de polemiek. Alsof het mogelijk is om een polemiek naar believen op te pompen.
Het wordt kortom tijd dat de balans eens opgemaakt wordt van de polemieken van de laatste vijfentwintig jaar en dat gekeken wordt of er nog rekeningen te vereffenen zijn. Wie weet zijn er inmiddels, zonder dat iemand het heeft gemerkt, rekeningen voldaan. Een polemist kan tot bezinning zijn gekomen. Er staan nog heel wat rekeningen open. Is de rekening - om een positief voorbeeld te noemen - van de literatuurwetenschap inmiddels niet voldaan, doordat de meeste hard-boiled handboeken geschiedenis zijn geworden? Maar hoe staat het met de discussie over de ethologie? Niemand die het weet. Hoe staat het met het gelijk van Provo? Er zijn er die het weten, maar wie maakt het wereldkundig? Hoe staat het met de kunstkritiek waar Gerrit Komrij de eerste Brandende Kwestie over hield? Is het beter geworden, is het nog slechter geworden? Hoe staat het met de levensvatbaarheid van de column, het genre waar Aad Nuis de dood van aankondigde? En het postmodernisme? Is het gedomesticeerd en even weinig gaan betekenen als het existentialisme? Is er niet een polemiek tussen Kousbroek en Brouwers over Indië die nog niet is opgebrand? Welke transformatie heeft de marxistische literatuurkritiek ondergaan dat niemand het er meer over heeft? Wat is er met de feministische literatuur gebeurd dat zij minder aanstoot geeft? Is het iedereen wel duidelijk geworden wat Hugo Verdaasdonk met zijn onderzoeken in het literaire bedrijf precies voorstaat? Praat men elkaar in de literatuurkritiek ongewild of gewild na zoals Robert Anker ooit en Jaap Goedegebuure nog onlangs beweerde? Een onopgeloste zaak. Is wel duidelijk geworden hoe de vork in de steel zat in de bizarre aanvaring tussen Renate Rubinstein en Charlotte Mutsaers? Is het wel duidelijk geworden welk paard van Troje men in de literatuur binnenhaalt met de AKO-prijs? Wat zal het lot zijn van De Leeslijst nu hij gedurende een week in het middelpunt van de belangstelling heeft gestaan? Het beste waar men op mag rekenen is dat over
een jaar een journalist 's morgens wakker schrikt met de vraag op zijn lippen: ‘Wat is er eigenlijk terecht gekomen van die verplichte leeslijst?’ Voor die tijd zal men er niets meer van horen, als men niet oppast. Hield Maarten 't Hart vorig jaar niet zijn Verwey-lezingen waarin hij beweerde dat de Nederlandse literatuur was overgenomen door de neerlandici? Heeft hij daar wel adequaat antwoord op gehad in De Revisor, Tirade, Literatuur of De Gids? En hoe is de toestand van de rationalistisch-positivistische-materialistische-empirische-socialistische-wetenschappelijke-mannen-fascistische machtshiërarchie van het Westen waar Andreas Burnier zich tegen keerde? Zeker is alleen dat ‘socialistische’ hieruit geschrapt mag worden, maar verder? Wat is er geworden van Ton Anbeeks roep om meer straatrumoer in de literatuur?
Het verwonderlijkste is dat deze polemieken niet alleen niet in de literaire tijdschriften beginnen, ze worden er evenmin in aangesneden. Een uitzondering was Anbeeks essay over het straatrumoer in De Gids omdat het stuk ook nog een vervolg kreeg in hetzelfde tijdschrift. Zo zou het met meer polemieken moeten gaan, zodat ze niet hun gebruikelijke lot in bestofte archieven hoeven te ondergaan, maar zich kunnen uitleven tot ze opgebrand zijn en iedereen die wil, weet hoe de vork in de steel zit.