Vrij Nederland. Boekenbijlage 1990
(1990)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 3]
| |
Het vergrijp van Pater Amaro door Eça de Queiroz Vertaling Adri Boon Nawoord J. Rentes de Carvalho Uitgever De Arbeiderspers, 520 p., f 59,90Maarten SteenmeijerDe negentiende eeuw, zo luidt de gemeenplaats, is de eeuw van het rotsvaste vertrouwen in de vooruitgang. De wetenschap zou de mens in staat stellen de wereld volledig te kennen en te beheersen, waarna niets zijn geluk meer in de weg zou staan. De menselijke geest kende geen grenzen. Dit pasklare idee over de geest van de negentiende eeuw vindt geen bevestiging in de literatuur. Integendeel: de personages die de belangrijkste negentiende-eeuwse romans bevolken, kenmerken zich veelal door hun geknechte geest. Zelden neemt hun denken de hoge vlucht van hun nakomelingen uit de twintigste eeuw, die kunstenaars werden en een hoge mate van autonomie en vrijheid voor zichzelf opeisten. In de vorige eeuw werden de romanpersonages echter gekortwiekt door hun scheppers: ze worden beheerst door uitgesproken lage gevoelens - hebzucht, ambitie, wellust, jaloezie - en door onwaarachtige romantische, religieuze en politieke bevlogenheid. De platte, kwezelachtige, hypocriete wereld waarin zij leefden, was hun ontegenzeggelijk de baas. Een schoolvoorbeeld van zo'n door benepen geesten bevolkte wereld is te vinden in Het vergrijp van pater Amaro (1876), de debuutroman van Eça de Queiroz, de grote Portugese realist van de vorige eeuw. Het indrukwekkende verhaal speelt zich af in Leiria, een provinciestadje ten noorden van Lissabon, waar de auteur korte tijd als ambtenaar werkzaam is geweest. Dankzij de grijze contouren die hij Leiria heeft gegeven - het heeft heel weinig karakteristieks - groeit de stad als vanzelf uit tot symbool van het Portugal van die tijd. Aan het begin van de roman is Leiria niet alleen nieuw voor de lezer, maar ook voor pater Amaro - de spil van de roman - die zojuist een niet onaardige aanstelling in de stad heeft gekregen. Samen met deze jonge, goed ogende, nog weinig door de wol geverfde geestelijke treedt de lezer de kringen binnen die hier de dienst uitmaken: de geestelijken, de politieke bazen, de notabelen. | |
PresentjesVolgens goed naturalistisch gebruik krijgt Amaro's achtergrond veel aandacht. Als wees van lage komaf is hij gedwongen zich een plaats te bevechten in de samenleving. Een carrière als geestelijke lijkt hem niet onaantrekkelijk, want dat is een beroep waarin ‘men mooie missen zingt, fijne confiture eet, in de voortdurende nabijheid van vrouwen verkeert, op fluistertoon met hen converseert, met hen smiespelt, men zich koestert in hun penetrante warmte en presentjes ontvangt op een zilveren blaadje (...)’ Dankzij zijn connecties met de adel heeft hij al snel de begeerde aanstelling in Leiria te pakken. In deze stad maakt hij zijn ontgroeningstijd door: de onervaren, tobberige jongeling vol heftige verlangens naar vrouwenarmen verandert in een geraffineerde man die zijn lustgevoelens op efficiënte wijze weet te kanaliseren. Zijn loopbaan brengt hij hierbij niet in gevaar, want de intelligente pater heeft zich al snel de belangrijkste ongeschreven wetten eigengemaakt: het religieus en politiek gezag respecteren en de goede klanten van de kerk - voor het merendeel kwezelachtige dames uit de kleine burgerij - op hun wenken bedienen. Als deze regels worden gerespecteerd, kan er heel wat gesjoemeld worden: geld van de kerk ten eigen gerieve aanwenden, naar hartelust eten, drinken en roken, mensen die je nodig hebt omkopen, de minder gefortuneerde kerkgangers als vee behandelen. En ook: de liefde bedrijven. Tot deze verbijsterende ontdekking komt Amaro wanneer hij kanunnik Dias, zijn vroegere leermeester, in de slaapkamer van zijn hospita betrapt. Dat is het moment waarop hij beseft dat zijn hartstochtelijke gedachten aan Amélia, de dochter van zijn hospita, in daden kunnen worden omgezet, zeker wanneer duidelijk is dat de liefde wederzijds is. Enige tijd moeten de twee genoegen nemen met hartstochtelijke blikken, rood aangelopen gezichten en zinderende aanrakingen onder en boven tafel tijdens de kransjes bij Amélia thuis, waar de clerus en de kleine burgerij elke avond een kaartje leggen en de laatste roddels uitwisselen. Meer vorm krijgt hun liefde wanneer een steeds voortvarender en vermeteler Amaro een liefdesnest pal naast de kathedraal weet te arrangeren. Daar kunnen zij elkaar een keer of twee per week min of meer ongestoord ontmoeten. Dat gaat een tijd goed. Maar wanneer Amélia zwanger wordt, moeten er forse maatregelen worden getroffen. De gevolgen zijn catastrofaal: Amélia overlijdt in haar eenzame kraambed. Even lijkt het erop dat Amaro, aangeslagen door verdriet, tot inkeer komt en de immorele waarden van zijn volwassen bestaan zal opgeven. Maar aan het slot blijken deze dramatische gebeurtenissen niet meer dan een hoofdstuk uit hetzelfde boek te zijn: op een nieuwe plaats zet Amaro zijn oude leven voort, zoals heel Portugal op zelfingenomen wijze op de oude voet verder gaat, alle omwentelingen elders in Europa - het is inmiddels 1871, het jaar van de Commune - ten spijt. | |
DoortraptHet is dit zelfgenoegzame, huichelachtige Portugal dat Eça de Queiroz aan de hand van deze onverkwikkelijke liefdesgeschiedenis heeft willen portretteren. Hij neemt daarbij geen blad voor de mond. Onverbloemd toont hij een hebzuchtige, vretende en vrijende clerus en een politieke klasse waarvan evenmin veel heil hoeft te worden verwacht: als het erop aankomt doen de liberalen in behoudzucht niet onder voor de conservatieven, terwijl de enkele revolutionair veel meer door ijdelheid en dweepzucht dan door idealisme wordt gedreven. Eén personage torent hier met zijn integriteit hoog boven uit: Ferrão, de oude, teruggetrokken pater die - veelzeggend genoeg - geen rol van betekenis speelt in het maatschappelijk leven en die ook in de roman slechts een bijrol vervult. In de oprechte religiositeit en de serene wijsheid van deze man laat de auteur iets doorschemeren van de morele waarden die hij zelf voorstond. Dat deze waarden platgewalst worden door de heersende mores, wordt op pijnlijke wijze duidelijk wanneer de zwangere Amélia, die door de wijze woorden van Ferrão lijkt te genezen van haar fatale liefde voor Amaro, zich onmiddellijk weer in de armen van de doortrapte pater stort wanneer deze haar na maanden eindelijk komt opzoeken.
José Maria de Queiroz (1845-1900). Karikatuur van R. Bordallo Pinheira
Met Het vergrijp van pater Amaro, het tweede deel uit de zesdelige serie waarmee De Arbeiderspers het werk van Eça de Queiroz in Nederland introduceert, wordt op glansrijke wijze revanche genomen voor het onevenwichtige eerste deel, De relikwie (besproken in de Boekenbijlage van 11 november 1989), dat maar moet worden beschouwd als een valse start. Dit genadeloze portret van Portugal - ‘deze aftandse wereld (...) onder de stralende hemel van een goddelijk klimaat’ - laat er geen twijfel over bestaan dat Eça de Queiroz een groot schrijver is. Met zijn brede blik op zijn eigen tijd, zijn scherpe observatievermogen, zijn superieure ironie en zijn vastberaden, bijtende pen hoort hij thuis in het rijtje Stendhal, de Balzac, Flaubert, Zola, Dickens, Dostojevski, Tolstoj, Clarín en Machado de Assis. ■ |
|