Bottoms up!
Vervolg van pagina 6
En in plaats dat Ober nu doet wat hij kan - constipatie verklaren - krijgen we een uiteenzetting over madrigalen waarin je de ondertoon van schuld en boete kunt beluisteren.
Laatste patiënt: Frantisjek Kotsjwara, een Tsjechische componist die zo obscuur is dat ik nog geen enkele CD van zijn werk kon krijgen. Hij kwam in Londen terecht en speelde daar ‘wurgseksje’ met een professionele Fanny Hill. Resultaat: een dode Kotsjwara; alleen zijn penis leefde nog even, maar over die postume reactie lazen we ook wel eens wat beters.
Obers nieuwe essays lijken vooral geschreven voor Amerikanen. Een geconstipeerde anus, een door worging opgestane penis, de tot in het oneindige geïllustreerde copulaties van Fanny Hill, alle hallucinerende kleuren van Rimbaud, wellicht dat het daar zelfs onder academici nog steeds indruk maakt. Merk op dat alle patiënten van Europese komaf zijn, inclusief de niet genoemde.
Als toetje tracteert Ober op placenta, het eten van de moederkoek. Ook daarover proefde ik wel eens interessanter woorden, maar in de Verenigde Staten zal het contrast groter zijn als je de keuze hebt tussen McDonald's en McPlacenta.
Toch is de hardnekkigste kwaal van dit boek niet de keuze van de onderwerpen. Ober maakt in zijn tweede boek de kapitale fout die geen arts mag maken: hij is meer geïnteresseerd in ziektebeelden dan in patiënten, meer in de plaatjes dan in de bijschriften. Hij probeert af te dalen in de tijd, en dat moet hij aan historici overlaten. Hij had moeten doen wat hij in zijn eerste boek deed: zijn patiënten oproepen. Uit de wachtkamer van de tijd.
■