Plastictaal
Vervolg van pagina 9
De essentie van Pörkens nachtmerrie ligt vooral in zijn opvatting dat taal de werkelijkheid ‘voorbereidt’. Dat taal het menselijk denken en handelen programmeert. Deze opvatting is in brede kring populair, maar berust op weinig wetenschappelijk fundament. Als het echt waar zou zijn dat taal mensen kan programmeren, dan zou - om een voorbeeld te noemen - het communistisch systeem in Oost-Europa nooit ineengestort zijn. De Oosteuropeanen zouden na veertig jaar communistische legotaal volkomen gerobotiseerd moeten zijn geweest, omgevormd tot legomensen, en zouden de communistische ideologie nog steeds naar de letter hebben omarmd. In werkelijkheid heeft er onder het eenvormige, officiële oppervlak van de communistische slogans reeds lang vóór de huidige crisis massale twijfel geheerst, al kon die zich tot voor kort vrijwel alleen via informele kanalen uiten.
Maar stel dat Pörksen gelijk heeft, en dat die twintig à dertig woorden de alledaagse realiteit dreigen te ‘koloniseren’. Wat valt eraan te doen? De auteur geeft geen wegen aan hoe we aan die door de plastic taal gedicteerde toekomst kunnen ontkomen. Is het wachten op een nieuw boek waarin Pörksen meldt hoe het linguïstische plastic kan worden afgebroken? Of ziet hij geen uitkomst?
Het laatste, denk ik. Want Pörksen citeert op pagina 119 met instemming de slogan bij de wereldtentoonstelling in Chicago (1933): ‘De wetenschap ontdekt, de techniek past toe, de mens past zich aan.’ We zullen zien.
■